4.7 aanwijzend en vragend voornaamwoord

4.7
Grammatica woordsoorten
Aanwijzend en vragend voornaamwoord
Nederlands
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.7
Grammatica woordsoorten
Aanwijzend en vragend voornaamwoord
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Stillezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • kan ik het aanwijzend voornaamwoord herkennen en benoemen in een zin.

  • kan ik het vragend voornaamwoord herkennen en benoemen in een zin.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer? 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een onbepaald lidwoord?
A
de, het
B
de
C
de, een
D
een

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 6 - Open vraag

In een zin kan een hww voorkomen zonder een zww.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Een zelfstandig werkwoord geeft...
A
een gevoel aan
B
een reden aan
C
een actie aan

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord (bn)?
A
Dat zegt iets over een lidwoord
B
Dat zegt iets over een zelfstandig werkwoord
C
Dat zegt iets over een zelfstandig naamwoord
D
Dat zegt niks

Slide 9 - Quizvraag

Overzicht aanwijzend voornaamwoord 
  • wijst een mens, een dier of een ding aan
  • deze, die, dat, dit, zulk(e), zo'n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde 

Dit meisje, die fiets, dat geld






Slide 10 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord:
Kan voor zelfstandig naamwoord staan, maar hoeft niet:

Deze rode fiets vind ik mooi dan die zwarte.
Vind jij dat ook?

Slide 11 - Tekstslide

Let op:
Die en dat kunnen meerdere woordsoorten zijn!
Als je ze kunt vervangen door 'deze' en 'dit' => dan zijn het aanwijzende vnw
Dat meisje = dit meisje

Woorden die richting aangeven zoals: daar, daarheen, daarover, daarlangs => GEEN aanwijzende vnw!

Slide 12 - Tekstslide

Overzicht vragend voornaamwoorden 
  • wie, wat, welke, wat voor (een)
  • staat meestal aan het begin van een vraag (soms dus niet).

  • Wie van jullie wil een boodschap doen?
  • Naar welk land gaan jullie op vakantie?
  • Hij vroeg wie van ons een boodschap wil doen?

Slide 13 - Tekstslide

Let op:
'Wie' en 'wat' zijn GEEN vragende voornaamwoorden als ze terugverwijzen naar ander woord:
De leuke jongen die ik heb gesproken

Woorden zoals: waar, waarheen, wanneer, waarom en hoe zijn GEEN vragende vnw!

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag! 
Je maakt de volgende vragen over aanwijzende en vragende voornaamwoorden 

Slide 15 - Tekstslide

Met zulke praatjes hoef je bij die man echt niet aan te komen.
A
die (aanw. vnw)
B
niet (aanw. vnw.)
C
met (vr. vnw)

Slide 16 - Quizvraag

Weet je al welke klasgenoten je uitnodigt voor dat feest?
A
Weet (vr. vnw.)
B
dat (aanw. vnw.)
C
welke (vr. vnw.)
D
welke (vr. vnw.), dat (aanw. vnw)

Slide 17 - Quizvraag

Mijn broer heeft geen idee wie zijn kapotte cd-speler kan maken.
A
Mijn (aanw. vwn) , wie (vr. vnw. )
B
wie (aanw. vnw.)
C
geen (aanw. vnw.)
D
wie (vr. vnw.)

Slide 18 - Quizvraag

Iedereen eet liever de hamburgers van McDonalds dan deze vette.
A
de (aanw. vnw.)
B
Iedereen (vr. vnw.)
C
dan (aanw. vnw.)
D
deze (aanw. vnw.)

Slide 19 - Quizvraag

Heb je voor dit verslag hetzelfde boek gelezen als Jeanine?
A
dit (aanw. vnw.), hetzelfde (aanw. vnw.)
B
dit (aanw. vnw.)
C
hetzelfde (aanw. vnw.)
D
dit (vr. vnw.)

Slide 20 - Quizvraag

Ze snapt niet wat ze anderen aandoet met dergelijke roddels.
A
Ze (vr. vnw. ), met (aanw. vnw. )
B
wat (aanw. vnw.), dergelijke (aanw. vnw.)
C
wat (vr. vnw.)
D
wat (vr. vnw.), dergelijke (aanw. vnw.)

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een marathon?
wat = ...
A
aanw. vnw.
B
pv
C
zn
D
vr. vnw

Slide 22 - Quizvraag

Deze soldaat moest van Marathon naar Athene rennen.
Athene = ...
A
bn
B
hww
C
zn
D
zww

Slide 23 - Quizvraag

Hij had zijn tocht volbracht.
volbracht = ...
A
hww
B
lv
C
zww
D
vr. vnw

Slide 24 - Quizvraag

Het is jammer dat aan de waarheid van zo'n verhaal wordt getwijfeld.
waarheid = ...
A
aanw. vnw
B
o
C
zn
D
bn

Slide 25 - Quizvraag

In 2014 verbeterde Dennis Kimetto in Berlijn het wereldrecord.
het = ...
A
blw
B
zn
C
olw
D
vr. vnw

Slide 26 - Quizvraag

Dat haal jij niet eens als je naar school fietst.
dat = ...
A
vr. vnw
B
aanw. vnw
C
bn
D
pv

Slide 27 - Quizvraag

Wat voor gevoel heb je na deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Opdrachten 4.7
Opdracht 1                                                   
Opdracht 3                                                  
Opdracht 4                                                   
Opdracht 7                                                
Opdracht 8
Opdracht 9
Opdracht 11





Slide 29 - Tekstslide