Examentraining- instructie werkwoorden & examenvocabulaire

Au secours, qu'est-ce que je dois faire?
Help, wat moet ik doen?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Au secours, qu'est-ce que je dois faire?
Help, wat moet ik doen?

Slide 1 - Tekstslide

Bespreek met elkaar
Wat moet je doen volgens de vraag?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent LA PLUPART DES ?
A
verscheidene
B
meer
C
de meeste
D
vooral

Slide 9 - Quizvraag

Het tegenovergestelde van DIMINUER:
A
suffire
B
augmenter
C
apprécier
D
ignorer

Slide 10 - Quizvraag

Zoek de woorden die bij elkaar horen.
élevé
bref
moyen
fort

Slide 11 - Sleepvraag

Wat betekent EPOUVANTABLE?
A
vreselijk
B
enorm
C
indrukwekkend
D
buitengewoon

Slide 12 - Quizvraag

d'INNOMBRABLES spectateurs =
A
evenveel
B
enorm
C
talrijk
D
met name

Slide 13 - Quizvraag

Zoek de woorden die bij elkaar horen.
le progrès
un morceau
un avantage
la moitié

Slide 14 - Sleepvraag

Welk woord zegt niks over HOEVEELHEID?
A
plusieurs
B
pire
C
aucun
D
autant

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord is NIET positief?
A
déconseiller
B
indispensable
C
irrésistible
D
mériter

Slide 16 - Quizvraag

Au travail
  • Onderstreep met je groepje de werkwoorden die in de vragen staan.
  • Noteer die werkwoorden in een wordbestand en vertaal de werkwoorden

Slide 17 - Tekstslide

Frans

(correspond) correspondre
Nederlands

overeenkomen

Slide 18 - Tekstslide