utque Iovis praepes, vacuo cum vidit in arvo
praebentem Phoebo liventia terga draconem, 715
occupat aversum, neu saeva retorqueat ora,
squamigeris avidos figit cervicibus ungues,
en zoals de vogel van Jupiter, wanneer hij in het open veld
een slang heeft gezien die zijn blauwgrijze rug aan Phoebus/Sol aanbiedt,
hem van achteren in de rug grijpt, en opdat hij niet zijn woeste bek omdraait,
zijn begerige klauwen vasthecht in zijn geschubde nek,