Burgerschap: vrijheid en rechten 3F

• Burgerschap
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Maken opdracht 1 en 2

Studiereader taak 1: gelijke rechten.

Burgerschap compact niveau 2

Grondwet artikel 1

Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. 

Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

Maken opdracht 3,4

Studiereader taak 1: gelijke rechten.

Burgerschap compact niveau 2

1848

Thorbecke schrijft de grondwet

De Grondwet legt de grondrechten van burgers vast. Ook staan in de wet regels voor de inrichting van de Nederlandse staat

Grondrechten

• Klassieke grondrechten: Bescherming van burger tegen overheid. Bijvoorbeeld:  Vrijheidsrechten (privacy, vvmu), vrijheid van meningsuiting, politieke rechten (stemrecht, inspraak), geleijkheidsrechten (verbod discriminatie)
• Sociale grondrechten: Sociale grondrechten leggen opdrachten voor de overheid vast om voorzieningen te treffen voor het maatschappelijk functioneren van de burger, zoals de zorg van de overheid voor de bescherming van het milieu. Recht op huisvesting, onderwijs. 

Klassieke grondrechten

Sociale grondrechten

Wat betekent vrijheid?

Vrijheid is

Voor deze groep:

-

-

-

-

Vrijheid van meningsuiting
Wat is dat?

Vrijheid van meningsuiting 

Artikel 7 van de grondwet

'Vrijheid van meningsuiting is de vrijheid van burgers om hun overtuigingen kenbaar te maken, zonder controle van de staat'

Belangrijk in een democratie

Grenzen aan vrijheid van meningsuiting  

Grenzen aan vrijheid van meningsuiting 

Wat mag niet? 

• Iemand beledigen 
• Tot haat aanzetten 
• Oproepen tot geweld 
• Discrimineren 

Maken opdracht 5,6

Studiereader taak 1: gelijke rechten.

Burgerschap compact niveau 2

Maken opdracht 7,8

Studiereader taak 1: gelijke rechten.

Burgerschap compact niveau 2

 Voor een cijfer!

Schrijf een verslag over vrijheid en rechten. Verwerk daarin:

Wat vindt de man op straat? 

Wat vindt de politiek? 

Wat vindt je familie er van? 

Wat vinden je vrienden ervan? 

Let op dat je formeel taalgebruik toepast. 

[e-mail]

Vragen bij het filmpje:

• Welke vooroordelen hoor je?
• Wat vind je hiervan?
  
• Valt dit onder discriminatie?

Quiz: even testen
Klik het goede antwoord aan.

1. het gebeurd
2. Het gebeurt

Quiz: even testen

1. Hij belooft te helpen
2. Hij beloofd te helpen

Quiz: even testen

1. Hij is verandert
2. Hij is veranderd

Quiz: even testen

1. Hij heeft gereisd.
2. Wij hebben gereist.

Quiz: even testen

1. Wij zijn verhuisd.
2. We zijn verhuist.

Quiz: even testen

1. Wij schrijfen een brief.
2. Ik schrijft een brief.
3. Jij hebt een brief geschreven.

Quiz: even testen

1. U belde mijn zusje.
2. U beldde mijn zusje.
3. Jullie hebben mijn zusje gebelt.

Quiz: even testen

1. Ik heb gegeten.
2. Ik heb geliepen.
3. U heeft geslaapt.
4. Wij hebben gewerkd.