2V 4.4 Het oude regime

De Franse Revolutie


 Een oneerlijke verdeling
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

De Franse Revolutie


 Een oneerlijke verdeling

Slide 1 - Tekstslide

Oorzaken Franse Revolutie

Slide 2 - Tekstslide

Verschil tussen oorzaken en aanleiding?
  • Een oorzaak is de reden waarom iets gebeurt.
  • Een aanleiding is de meest directe oorzaak; de druppel die de emmer doet overlopen.

Slide 3 - Tekstslide

Politieke en economische oorzaak

Slide 4 - Tekstslide


L'État, c'est Moi

  • De wil van de koning is wet. Dit noem je absolutisme

  • Lodewijk XIV was een Franse koning met absolute macht
  • Deze macht is door god gegeven: droit divin (goddelijk recht)
  • Zo hoeft dus ook niemand aan de koning te twijfelen...

Slide 5 - Tekstslide

Lodewijk XVI van Frankrijk
  • Lodewijk XVI (16e) was ook een absoluut vorst. (Kleinzoon Lodewijk 14e)
  • Lodewijk XVI gaf veel geld uit aan oorlogen en feesten.
  • Frankrijk had bijna geen geld meer.

Slide 6 - Tekstslide

Marie-Antoinette
De vrouw van Koning Lodewijk XVI

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Sociale oorzaak

Slide 9 - Tekstslide


Standenmaatschappij

  • Sinds de middeleeuwen was de Franse samenleving verdeeld in 3 standen: 'bidders, strijders en werkers'

  • Over deze verdeling kon niet worden getwijfeld: God had dit zo bepaald.

Slide 10 - Tekstslide

De 1e stand
  • De geestelijkheid: de mensen van de kerk. Zij zorgden dat de mensen in de hemel zouden komen. De hoge geestelijken woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).

  • De geestelijken bezaten veel grond: het waren grootgrondbezitters

Slide 11 - Tekstslide

De 2e stand

  • De edelen: de mensen van adel. Zij zorgen voor het bestuur en de verdediging van het land. Zij woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).

  • De koning vertrouwde hen niet: daarom mochten (moesten!) ze bij hem in de buurt wonen. Zo kon hij ze in de gaten houden.



Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

De 3e stand
  • De boeren en de burgers. Eigenlijk iedereen die niet bij de 1e of 2e stand hoorde. Daarom waren er in de 3e stand ook grote verschillen. Zo had je de rijke burgerij, de bourgeoisie. Dit waren mensen met een eigen bedrijf of een diploma.

  • De 3e stand had alle plichten: zij moesten bijvoorbeeld wél belasting betalen.



Slide 14 - Tekstslide

De standensamenleving

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een standensamenleving?
A
Een samenleving die draaide om het christendom.
B
Een samenleving die bestaat uit verschillende standen.
C
Een samenleving waarin iedereen gelijk is.
D
Een samenleving waarbij je kan stemmen wie koning wordt.

Slide 17 - Quizvraag

Standensamenleving 
Geestelijkheid
Adel
Boeren en burgers
horigen
monnik
hertog

Slide 18 - Sleepvraag