Eindquiz 4M

Eindquiz 4M
Alles voor het examen!
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Eindquiz 4M
Alles voor het examen!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een Supranormale prikkel is
A
prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij het veroorzaken van een bepaald gedrag
B
prikkel die sterker een bepaald gedrag opwekt dan de normale sleutelprikkel
C
een prikkel die in het lichaam zelf ontstaat
D
een prikkel die je met je zintuigen waarneemt

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke piramide is de piramide van biomassa?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie is of zijn hier de
consument(en)
A
radijs
B
radijs en konijn
C
konijn
D
konijn en uil

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voedselweb of voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselketen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een populatie.
A
Een groep soorten.
B
Een groep individuen.
C
Een aantal dieren van dezelfde soort.
D
Een aantal organismen van dezelfde soort.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is hier de reducent?
A
lijster
B
buizerd
C
rups
D
is er niet

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is fotosynthese? Schrijf de hele formule op!

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

SOA
A
seksueel onzichtbare aandoening
B
seksueel ondraagbare aanpassing
C
seksueel overdraagbare aandoening
D
seksueel ondenkbare aandoening

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is vertering?
A
Energie in voedingsstoffen gebruiken om te bewegen
B
Voedingsstoffen opnemen in het bloed
C
voedingsstoffen gebruiken om cellen te bouwen
D
voedingsstoffen klein maken

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is nummer 3?

Hoort deze bij de kleine of de grote bloedsomloop?
A
Bovenste Holle Ader, Kleine Bloedsomloop
B
Bovenste Holle Ader, Grote Bloedsomloop
C
Onderste Holle Ader, Kleine Bloedsomlooop
D
Onderste Holle Ader, Grote Bloedsomloop

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk onderdeel van het voortplantingsstelsel van de man maakt geslachtshormonen?
A
Teelbal
B
Bijbal
C
Prostaat
D
Zaadblaasje

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is glycogeen?
A
Suikers die in je bloed zitten
B
Is een hormoon gemaakt door je alvleesklier
C
Suikers die opgeslagen zitten in je spieren of lever
D
De vorm van suiker na je spijsvertering

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit zijn de chromosomen van een?
A
man
B
vrouw

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Homozygoot is....

A
Als het individu twee dezelfde genen heeft voor een bepaalde eigenschap
B
Als het individu twee verschillende genen heeft voor een bepaalde eigenschap.
C
Als het individu twee dezelfde en twee verschillende gene heeft voor een bepaalde eigenschap.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

accumulatie is ...
A
Bacteriën doorgegeven aan volgende schakel
B
Totale hoeveelheid energierijke stoffen in een organisme
C
Opeenhoping van giftige stoffen
D
Elke voedselbron in een voedselketen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Cel met 46 chromosomen --> cel met 92 chromosomen --> 2 cellen met 46 chromosomen
A
Mitose
B
Meiose

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar in het voortplantingsstelsel van een vrouw vindt bevruchting plaats?
A
Baarmoeder
B
Vagina
C
Eileider
D
Eierstok

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke volgorde gaan zaadcellen door het voortplantingsstelsel van de man?
A
bijballen – zaadleiders – teelballen – prostaat - urinebuis
B
teelballen – prostaat – bijballen – zaadleiders - urinebuis
C
bijballen – teelballen – prostaat – urinebuis - zaadleiders
D
teelballen – bijballen – zaadleiders – prostaat – urinebuis

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een heterozygote man wordt gekruist met heterozygote vrouw
Welke genotypen hebben de nakomelingen (kies de letter a)

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gevoelszenuwen geleiden impulsen van ....
A
zintuigen naar het centrale zenuwstelsel
B
het centrale zenuwstelsel naar zintuigen
C
spieren naar het centrale zenuwstelsel
D
het centrale zenuwstelsel naar spieren

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een foto van je iris!

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Recessief betekent bij erfelijkheid
A
Zwak. Kleine letter gebruiken
B
Zwak. Grote letter gebruiken
C
Sterk. Kleine letter gebruiken
D
Sterk. Grote letter gebruiken

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is taaislijmziekte dominant of recessief?
A
Dominant
B
Recessief
C
Kun je niet met zekerheid zeggen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij ademhalen is...
A
Zowel de huig als het strotklepje is dicht
B
De huig is open het strotklepje is dicht
C
zowel de huig als het strotklepje is open
D
De huig is dicht, het strotklepje is open

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kleine hersenen
A
Zorgen er voor dat je kunt zien
B
Zorgen voor een juiste hartslag en bloeddruk
C
Zorgen voor een juiste coördinatie
D
Zorgen voor de juiste emoties

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2 condooms over elkaar is veiliger dan 1 condoom
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Immuniteit gekregen door een vaccinatie is een vorm van passieve immuniteit
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bloedgroep van een kat die heterozygoot is voor deze eigenschap?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De nierader loopt van de nier in de richting van de onderste holle ader
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voedselketen?
A
Reeks van levende wezens die elkaar opeten
B
Voedingsmiddelen die geproduceerd worden.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vader met 46 chromosomen
Moeder met 46 chromosomen

Hoe krijg jij 46 chromosomen?
A
23 van vader en 23 van moeder
B
Elke keer anders, als het er maar 46 zijn
C
46 van moeder
D
46 van vader

Slide 32 - Quizvraag

Een geslachtscel is haploid van elke chromosoom maar 1 exemplaar (niet diploid) en bevat daarom 23 chromosomen.
Met welke zintuigcel zie je kleuren?
En waar liggen deze zintuigcellen?
A
Kegeltjes - In het hoornvlies
B
Kegeltjes - In het netvlies
C
Staafjes - In het hoornvlies
D
Staafjes - In het netvlies

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is conditioneren?
A
gedrag van soortgenoten nadoen
B
leren door vorm, geluid en geur
C
Verband leggen tussen gedrag en gevolgen daarna
D
niet meer reageren op een bepaalde prikkel

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij de bevalling vindt er ontsluiting plaats. Wat gebeurt er tijdens de ontsluiting?
A
Hierbij gaat de baarmoedermond open
B
Hierbij wordt de moederkoek naar buiten geduwd
C
Hierbij wordt het kind naar buiten geduwd

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is Fenotype
A
Eigenschappen opgeslagen in je genen
B
Iets met chromosomen
C
Alle zichtbare eigenschappen van een organisme
D
Dat kan nooit veranderen

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is evolutie?
A
Het ontstaan van de aarde
B
Het veranderen van soorten
C
Het ontstaan van nieuwe soorten
D
Het veranderen en ontstaan van nieuwe soorten

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een plant bloemen heeft dan kan deze plant altijd...
A
Geslachtelijk voortplanten
B
Ongeslachtelijk voortplanten

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is trial and error?
A
Leren door gedrag af te kijken en na te doen
B
Leren door hetzelfde gedrag vaak te herhalen
C
Leren door te proberen, te falen en anders opnieuw te proberen tot het goed gaat
D
Nieuw gedrag leren door het zelf te bedenken

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In dit deel van het voortplantingsstelsel van de vrouw liggen eicellen
A
Eileider
B
Eierstokken
C
Baarmoeder
D
Vagina

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een heterozygote man wordt gekruist met heterozygote vrouw.
Wat is het percentages van de heterozygote nakomelingen?
A
25%
B
0%
C
50%
D
100%

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Karel wil zijn bloedgroep weten. Bij een bloedgroepentest is er alleen klontering bij anti-B (dus niet bij anti-A).
Wat is Karel zijn bloedgroep?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Anja heeft bloedgroep O+. Welke antistoffen tegen bloedgroepantigenen heeft Anja in haar bloed?

A
Alleen anti-resus
B
Alleen anti-A en anti-B
C
Zowel anti-A, anti-B als anti-resus

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Met cijfer 4 wordt een nier aangegeven.
Is dit de linker nier
of de rechter nier?
A
Links
B
Rechts

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de hormonen van de alvleesklier?
Deze hormonen regelen de:
A
hoeveelheid gal.
B
bloedsuikerspiegel.
C
dikte van de klieren.
D
productie van maagsap.

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke immuniteit
A
ontstaat doordat je een vaccinatie hebt gekregen
B
ontstaat doordat je bijvoorbeeld een griepprik hebt gekregen
C
immuniteit die ontstaat doordat je de ziekte doormaakt (ziek bent geweest van een ziekte)
D
is een erfelijke ziekte

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is deze eigenschap erfelijk of
niet-erfelijk?
A
erfelijk
B
niet-erfelijk

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is sociaal gedrag?
A
een leeuw die een gnoe opeet
B
een kat die sist naar een hond
C
een leeuw die vecht met een andere leeuw
D
een man die zijn hond leert pootjes geven

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hebben plantaardige cellen dat dierlijke cellen niet hebben?
A
celkern
B
celwand
C
bladgroenkorrels
D
cytoplasma

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk nummer is de bewegingszenuw?
A
Nummer 2
B
Nummer 5
C
Nummer 6
D
Nummer 7

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen voorbeeld van ongeslachtelijke voortplanting? voortplanting door:
T1
A
Stekken
B
Bollen
C
Bloemen
D
Knollen

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn jullie tips om te leren voor het eindexamen? Wat gaan jullie zelf doen?

Slide 52 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies