Overtuigende tekst schrijven vmbo 4

Argumenteren
Nederlands
4 februari 2025
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren
Nederlands
4 februari 2025

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Lezen in je leesboek (SE5)
Je herhaalt de begrippen die horen bij: Een informatieve tekst
Je kunt vertellen wat er met een overtuigende tekst wordt bedoeld en voorbeelden geven.
Je kunt aangeven wat de indeling is van een overtuigende tekst.
Je kunt vertellen waaraan een goed argument moet voldoen.
Je oefent je spellingsvaardigheid & kennis over signaalwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik vorige les

Slide 4 - Tekstslide

Overtuigende tekst
  • Wat is dat? Voorbeelden? Doel?
  • Wat is de indeling van een overtuigende tekst?
  • Inleiding: Wat wil je?/Waar ben je het niet mee eens? Waarom?
  • Kern: Argumenten: elk argument 1 alinea
  • Slot: Conclusie/Samenvatting of oplossing

Slide 5 - Tekstslide

Een goed argument?
  • Menig, gebaseerd op feiten
  • Informatie die klopt (waar is)
  • Informatie voegt iets toe aan de mening


'Ik vind Nederlands niet leuk, omdat het niet leuk is!'

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Aan de slag!
Maken: opdracht 1 t/m 4 + 7 (Kern, les 11, blz. 26 en 27)
Klaar? We bespreken de opdracht over 30 minuten.
Ga verder met....Kies uit:
1. Stijl oefenen (blad op tafel)
2. Werkwoordspelling (blad op tafel)
3. Hun/Hen (blad op tafel)
4. Lezen in je leesboek
Maken: opdr. 8, blz. 27
timer
15:00

Slide 8 - Tekstslide

Zelf thuis oefenen: www. cambiumned.nl
- Hoofdletters (spelling)
- Leestekens (spelling)
- Werkwoordspelling (werkwoordspelling)
- Als-Dan (stijl-formuleren)
- Die/Dat (stijl-formuleren-verwijswoorden)
- Signaalwoorden (lezen, schrijven en spreken - lezen - verbindingswoorden)

Slide 9 - Tekstslide

Tot vorige week kon je op school gratis ... (printen), maar dat kan nu niet meer.

Vul nu de juiste vorm in.
A
printten
B
printte
C
printen
D
geprint

Slide 11 - Quizvraag

Het mooiste kado .... ik kreeg op mijn verjaardag was een scooter.
A
dat
B
wat

Slide 12 - Quizvraag

Ik sprak zaterdagavond een meisje die bij mij op school zit.
A
die
B
dat

Slide 13 - Quizvraag

Het schoolsysteem....in Nederland geldt, gaat uit van 5 dagen in de week naar school
A
dat
B
wat

Slide 14 - Quizvraag

Hun of hen?
A
Hij geeft hun advies.
B
Hij geeft hen advies.

Slide 15 - Quizvraag

Ik heb veel vertrouwen in hen/hun.
A
hen
B
hun

Slide 16 - Quizvraag

Ik zie.....steeds voorbij lopen.

A
hen
B
hun

Slide 17 - Quizvraag

Zij, hun of hen? ..... docenten geven aan [zij]/[hun]/[hen] het diploma.
A
Zij/zij
B
Hun/hun
C
Hun/hen
D
Zij/hen

Slide 18 - Quizvraag

"Hulpverleners kunnen..... niet goed bereiken."


A
hen
B
hun

Slide 19 - Quizvraag

Ik vertelde......het nieuws.


A
hen
B
hun

Slide 20 - Quizvraag

OPEN DAG: 13 FEBRUARI 2025

Slide 21 - Tekstslide

Dat hoeft niet ...
A
persé
B
per se
C
per sé

Slide 22 - Quizvraag

Waar hoort de komma?
'Zij weet dat omdat zij docent Frans is.
A
,omdat
B
omdat,

Slide 23 - Quizvraag

Als een docent contact .... met een leerling buiten schooltijd.
A
onderhoudt
B
onderhoud

Slide 24 - Quizvraag

De stoel ..... hij zit, is al heel oud.
A
waar op
B
waarop

Slide 25 - Quizvraag

Regel
er
hier
daar
waar 
+ voorzetsel
=altijd aan elkaar!
VOORBEELDEN: erop - hierdoor - daarvan - waarin

Slide 26 - Tekstslide

Wat vind jij .....?
A
ervan
B
er van

Slide 27 - Quizvraag

Wil jij .... zitten?
A
hier op
B
hierop

Slide 28 - Quizvraag

Ik wil graag van die regel ....
A
gebruikmaken
B
gebruik maken

Slide 29 - Quizvraag

Samengestelde werkwoorden
doorbrengen
gebruikmaken
dichtdoen
bekendmaken
opendoen
terechtkomen
wijsmaken

Slide 30 - Tekstslide

Heb jij het raam....?
A
dicht gedaan
B
dichtgedaan

Slide 31 - Quizvraag

Ik heb ..... die smaak geproefd.
A
weleens
B
wel eens

Slide 32 - Quizvraag

Weleens vs Wel eens
Weleens: ooit, soms, best eens 
Heb je weleens Sangria gedronken?

Wel eens: tegenstelling 
Ik wil best wel eens naar Ibiza.

Slide 33 - Tekstslide

Ik heb....wijn gedronken, maar ik vond dat heel goor.
A
weleens
B
wel eens

Slide 34 - Quizvraag

Heb jij ..... meegedaan met dat toernooi? Ik niet.
A
wel eens
B
weleens

Slide 35 - Quizvraag

Doelen behaald?
Lezen in je leesboek (SE5)
Je herhaalt de begrippen die horen bij: Een informatieve tekst
Je kunt vertellen wat er met een overtuigende tekst wordt bedoeld en voorbeelden geven.
Je kunt aangeven wat de indeling is van een overtuigende tekst.
Je kunt vertellen waaraan een goed argument moet voldoen.
Je oefent je spellingsvaardigheid & kennis over signaalwoorden.

Slide 36 - Tekstslide

Oefenen

Slide 37 - Tekstslide