WERKWOORDEN-VERLEDEN TIJD

Spelling
  • Verleden tijd
  • Sterke en zwakke werkwoorden
  • PV in de verleden tijd (V.T.)
  • vervoegen van het voltooid deelwoord (volt.dw.)
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling
  • Verleden tijd
  • Sterke en zwakke werkwoorden
  • PV in de verleden tijd (V.T.)
  • vervoegen van het voltooid deelwoord (volt.dw.)

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je al?
Je kent het verschil tussen de STAM  en de IK-VORM van een werkwoord.

bijv: Missen:                               kopen            geloven
  • stam: miss                        kop                  gelov
  • ik-vorm: mis                      koop              geloof

Slide 2 - Tekstslide

zwakke en sterke werkwoorden
  • Een zwak werkwoord verandert niet van klank in de verleden tijd:  Ik werk - Ik werkte

  • Een sterk werkwoord verandert van klank in de verleden tijd: Ik loop - ik liep

Weten jullie nog meer voorbeelden van sterke werkwoorden

Slide 3 - Tekstslide

sterke werkwoorden

Slide 4 - Woordweb

De PV in de verleden tijd van sterke werkwoorden.

Je schrijft wat je hoort:
U sterft - u stierf
Hij loopt - hij liep
ik zwem - ik zwom
wij kopen - wij kochten
zij roepen - zij riepen

Slide 5 - Tekstslide

De PV in de verleden tijd van zwakke werkwoorden.
Je schrijft de IK-VORM + te(n) of de(n)

Ik werk - ik werkte              hij gooit - hij gooide
jij groeit  - jij groeide         wij vissen - wij visten
zij schroeven - zij schroefden

Slide 6 - Tekstslide

te(n) of de(n)
De extra N krijg je als het onderwerp meervoud is.
Maar hoe zit het nu met TE of DE...wanneer schrijf je een T of een D?

Vaak kun je het horen, maar als dat niet lukt pas je de kofschipregel toe.

Slide 7 - Tekstslide

't Kofschip
  • Kijk naar de STAM van het werkwoord: lopen, stam= lop
  • komt de laatste letter van de stam in 'T KOFSCHIP?
  • ja: dan schrijf je TE(n)
  • nee: dan schrijf je DE(n)

Let op: Ook bij de X (klinkt als S) krijg je TE(n).
bijv: waxen -  ik wax - waxte

Slide 8 - Tekstslide

v.t. graven, welke is goed?
A
hij graafte
B
hij groef
C
hij graafde
D
hij grief

Slide 9 - Quizvraag

v.t. schreeuwen
A
ik schreeuwde
B
ik schreeuwte
C
ik schrieuw
D
ik schruw

Slide 10 - Quizvraag

v.t. kruiden
A
jij kruidde
B
jij kruitte
C
jij kruide
D
jij kruidte

Slide 11 - Quizvraag

en het voltooid deelwoord?
A.  bij sterke werkwoorden luister je gewoon goed naar wat je hoort: gewonnen, gelopen, gekregen, etc.
B.  bij zwakke werkwoorden kun je het horen door het voltdw langer te maken: verstuiken - de verstuikte enkel - verstuikt
  • of
je past ook hier de kofschip regel toe.

Slide 12 - Tekstslide

volt dw van: slapen
A
geslaapt
B
geslapen
C
geslaapd
D
gesliepen

Slide 13 - Quizvraag

volt dw van: bezorgen
A
bezorgt
B
bezorgd
C
bezorg
D
bezorgen

Slide 14 - Quizvraag

volt dw van: klimmen
A
geklimt
B
geklimd
C
geklomd
D
geklommen

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video