Herhaling Hoofdstuk 7 voor pw

Paragraaf 7.1
Gezond eten
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 7.1
Gezond eten

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling H7
Oefenen en extra uitleg 

Slide 2 - Tekstslide

Eetgewoontes
Wat je elke dag eet en drinkt. Het is afhankelijk van 3 factoren

Slide 3 - Tekstslide

Waarvan zijn eetgewoontes afhankelijk?
A
Leeftijd, geslacht, beroep
B
Land van herkomst, voorkeur, geloof
C
Geslacht, voorkeur, geloof

Slide 4 - Quizvraag

Eetgewoontes
  • Voorkeur : wat je lekker vindt of niet



  •  Het land waar je vandaan komt of woont



  •  Je geloof 

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een voedingsmiddel en voedingsstof

Slide 6 - Open vraag

Welke 6 voedingsstoffen zijn er?

Slide 7 - Open vraag

Waar of niet waar?
Voedingsvezels zijn voedingsstoffen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Voedingsvezels
  • veel plantaardige voedingsmiddelen bevatten voedingsvezels 
  • voedingsvezels verteer je niet --> helpen daarom bij darmperistaltiek
  • Voedingsvezels geven vol gevoel
  • Let op: voedingsvezels is GEEN voedingsstof!!!

Slide 9 - Tekstslide

Voedingsstoffen kan je opdelen in drie voedingsstof groepen.Welke zijn dit?

Slide 10 - Open vraag

Plaats de voedingsstoffen bij de juiste groep
Energierijke stoffen
bouwstoffen

Beschermende stoffen
Koolhydraten
Eiwitten
Vetten
Mineralen
Vitaminen
Water

Slide 11 - Sleepvraag

Jan gaat een marathon rennen, wat voor voedingsmiddel moet jan veel eten en waarom?

Slide 12 - Open vraag

Melanie is ziek wat heeft zij extra nodig
A
Koolhydraten en eiwitten
B
Vitamines en eiwitten
C
Vetten en mineralen
D
Vitamines en mineralen

Slide 13 - Quizvraag

Waarom is de schijf van 5 belangrijk?
A
Om gezond en gevarieerd te eten
B
Om uit te zoeken wat je wel lekker vindt
C
Om gezond en ongezond te eten
D
Om ongezond te eten

Slide 14 - Quizvraag

Schijf van 5

Slide 15 - Tekstslide

Uit welk van van de Schijf van 5 heb je het minste nodig?
A
Drinken
B
Boter en olie
C
Zuivel, noten en vis
D
Brood, aardappelen en graanproducten

Slide 16 - Quizvraag

Paragraaf 7.2
Energie

Slide 17 - Tekstslide

Wat zijn de energierijke stoffen?

Slide 18 - Open vraag

In welke voedingsmiddelen kan je veel koolhydraten vinden?

Slide 19 - Woordweb

De taak van energierijke stoffen is:
A
voor de groei
B
om op temperatuur te blijven
C
om warm te blijven en om te kunnen bewegen

Slide 20 - Quizvraag

Welk voedingsmiddel heeft de meeste energie?
A
Rijst
B
Vis
C
Yogurt
D
Patat

Slide 21 - Quizvraag

Hoeveel energie nodig hebt is afhankelijk van 3 factoren. Welke 3 zijn dat?

Slide 22 - Open vraag

Kilocalorie
Kilojoule
X 4,2
: 4,2

Slide 23 - Tekstslide

Reken om:
1. 358kJ = ? Kcal
2. 92Kcal = ? KJ
3. 1076kJ= ? Kcal

Slide 24 - Open vraag

Paragraaf 7.3
Bouwen en beschermen

Slide 25 - Tekstslide

Welke voedingsstoffen behoren tot bouwstoffen

Slide 26 - Open vraag

Waar of niet waar:
Volwassenen groeien niet meer en hebben dus geen bouwstoffen meer nodig.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

bouwstoffen
Ondanks dat de volwassenen niet meer groeien moeten zij nog wel nieuwe cellen kunnen aanmaken
1. Huid is constant aan het vervellen
moet cellen vervangen

Slide 28 - Tekstslide

Bouwstoffen
2. cellen moeten gerepareerd worden

ook bouwstoffen voor nodig

Slide 29 - Tekstslide

Bouwstoffen
3. water moet aangevuld worden

cellen bestaan voor grotendeels uit water. Verliest veel water op een dag. moet aangevuld worden.

Slide 30 - Tekstslide

Eiwitten
water

mineralen
vetten
70 gram vanuit vlees of vis
1.5 Liter
70 gram vanuit boter en olie
weinig van nodig vanuit verschillende voedingsmiddelen

Slide 31 - Sleepvraag

wat is de functie van beschermende stoffen?

Slide 32 - Open vraag

Waarvoor staat de afkorting ADH?

Slide 33 - Open vraag

Mijn ADH is 2000 kilocalorieën
per dag. Hoeveel % van mijn
ADH krijg ik binnen met 200 gr
van dit product?

Slide 34 - Open vraag

Een eetstoornis 
  • Een eetstoornis is een psychische aandoening je kiest hier niet zelf voor.
  • Mensen met een eetstoornis hebben een verstoord eetgedrag
  • Hierdoor krijgen ze of te weinig of te veel voedingsstoffen binnen

Slide 35 - Tekstslide

Deze eetstoornis kenmerkt zich door regelmatig hevige, onbedwingbare eetbuien. Je hebt een eet- en gewichtsprobleem. 
Bij deze eetstoornis eet je simpelweg heel weinig, of zelfs helemaal niets. Je sport veel en als gevolg vermager je enorm.
Deze eetstoornis wordt vaak gezien als ‘die eetstoornis waarbij mensen overgeven om af te vallen.’ Hiernaast is er ook sprake van ongecontroleerde eetbuien. 
Anorexia
Boulimia
Eetbuistoornis

Slide 36 - Sleepvraag

Paragraaf 7.4
voedsel verteren

Slide 37 - Tekstslide

Wat is vertering
A
Het eten en verwerken van voeding
B
Het vermalen en uitscheiden van voeding
C
Van mond tot kond de hele weg met verteringssappen
D
Het kleiner maken van voeding en deze stoffen door je bloed laten opnemen

Slide 38 - Quizvraag

begin vertering.
in de mondholte begint de vertering.
de tanden zorgen voor oppervlakte vergroting van het voedsel. De enzymen kunnen zo meer plekken bereiken en de vertering verloopt dan sneller.

Slide 39 - Tekstslide

Zet de organen van
het verteringsstelsel
in de juiste volgorde. 
Dunne darm
Slokdarm
Mondholte
Dikke darm
Maag
Anus
twaalfvingerige darm

Slide 40 - Sleepvraag

In welk orgaan begint het verteren
A
slokdarm
B
mond
C
maag
D
twaalfvingerige darm

Slide 41 - Quizvraag

Verteringsstelsel

Slide 42 - Tekstslide

sommige voedingsstoffen zijn kleine genoeg en hoeven niet kleiner worden gemaakt. Verdeel de voedingsstoffen over groot of klein
Groot: moet verteerd worden
Klein: hoeft niet verteerd te worden

koolhydraten
vetten
Eiwitten
water
mineralen
vitamines

Slide 43 - Sleepvraag

Wat wordt er verteerd in de mond?
A
zetmeel
B
vetten
C
eiwitten
D
alles

Slide 44 - Quizvraag

verteringssap
alvleessap
darmsap
maagsap
speeksel

Slide 45 - Sleepvraag

Zijn er nog vragen?
Ga verder met eigen manier van leren
laatste 5 minuten wat voor jezelf. 

Slide 46 - Tekstslide

Welk vertering sap doodt bacteriën?
A
maagsap
B
speeksel
C
darmsap
D
gal

Slide 47 - Quizvraag