2.4 Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog

Nederland in de WOI
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederland in de WOI

Slide 1 - Tekstslide

Welk jaartal hoort bij het begrip Von Schlieffenplan
A
1914
B
1917
C
1923
D
1924

Slide 2 - Quizvraag

Waar liep het westelijk front?
A
van het noorden van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Zwitserse grens
B
van het zuidwesten van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Duitse grens
C
van het noorden van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Duitse grens
D
van het zuidwesten van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Zwitserse grens

Slide 3 - Quizvraag

Een totale oorlog is een oorlog:
A
Waarbij veel landen zijn betrokken.
B
Waarin het hele volk wordt ingeschakeld.
C
Waarin zowel te land als ter zee wordt gevochten.
D
Waarin veel soldaten sneuvelen.

Slide 4 - Quizvraag

Met een front wordt bedoeld:
A
De plaats waar gevochten wordt.
B
De wapenfabrieken
C
De plaats waar een oorlog gepland wordt.
D
De voorkant van een leger.

Slide 5 - Quizvraag

Welk land hoort niet bij de Geallieerden?
A
Engeland
B
Verenigde Staten
C
Frankrijk
D
Duitsland

Slide 6 - Quizvraag

Bij welk bondgenootschap hoorde Rusland in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As landen
D
NAVO

Slide 7 - Quizvraag

Bij welk bondgenootschap hoorde Frankrijk in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As-landen
D
NAVO

Slide 8 - Quizvraag

Welke moord was de aanleiding voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moord op de Duitse keizer, Wilhelm II
B
De moord op de Russische tsaar, Nicolaas II
C
De moord de keizer van Oostenrijk-Hongarije, Franz Jozef
D
De moord op de troonopvolger van het Oostenrijks-Hongaarse rijk Franz Ferdinand

Slide 9 - Quizvraag

De Eerste Wereldoorlog duurde van...
A
1914 - 1917
B
1914 - 1918
C
1939 - 1945
D
1940 - 1945

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord heeft niets te maken met nationalisme?
A
vlag
B
land
C
mitrailleur
D
volk

Slide 11 - Quizvraag

Nationalisme is:
A
Een eigen staat voor je land willen.
B
Een grote liefde hebben voor je eigen volk.
C
Een leger hebben om je eigen volk te verdedigen.
D
Niet zwakker willen zijn dan andere volken.

Slide 12 - Quizvraag

Wie kwamen na de Russische Revolutie van 1917 in Rusland aan de macht?
A
kapitalisten
B
communisten
C
fascisten
D
nationaalsocialisten

Slide 13 - Quizvraag

Amerika doet mee met de Eerste Wereldoorlog in het jaar:
A
1912
B
1914
C
1917
D
1918

Slide 14 - Quizvraag

Vooraf controleren van het nieuws/pers door de overheid:
A
Communisme
B
Indoctrinatie
C
propaganda
D
censuur

Slide 15 - Quizvraag

Welk verdrag moest Duitsland na de Eerste Wereldoorlog tekenen?
A
Verdrag van München
B
Verdrag van Parijs
C
Verdrag van Versailles
D
Verdrag van Münster

Slide 16 - Quizvraag

Wie is de schuldige van de oorlog, volgens het Verdrag van Versailles?
A
Oostenrijk-Hongarije
B
Rusland
C
Frankrijk
D
Duitsland

Slide 17 - Quizvraag

Leerdoelen 
Je weet de betekenis van de begrippen mobilisatie en distributie. 

Je kunt omschrijven welke drie gevolgen Nederland had van de Eerste Wereldoorlog. 


Slide 18 - Tekstslide

Theorie 
Belgie was, net als Nederland neutraal. Toch raakte Belgie bij de oorlog betrokken (hoe gebeurde dit..?). Dat kon ook Nederland gebeuren. Daarom besloot de Nederlandse regering dat het leger klaar moest staan om het land te verdedigen bij een eventuele aanval. Het leger moest worden gemobiliseerd. 

Opschrijven:
Mobilisatie: Het leger gereedmaken voor een oorlog. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Theorie 
De mobilisatie leverde het Nederlandse leger 200.000 man op. Deze bewaakten vooral de grenzen. Dat was ook nodig want er kwamen nogal wat mensen naar de Nederlandse grenzen toe: 

  1.  1 miljoen Belgische mensen kwamen onderdak zoeken in Nederland. 
  2. Duizenden soldaten deserteerden en gingen naar Nederland. 

Slide 21 - Tekstslide

Het dodendraad

Slide 22 - Tekstslide

Theorie 
De Nederlandse economie had veel last van de oorlog. Door het oorlogsgeweld nam de internationale handel af. Het vervoer van grondstoffen, producten en voedsel over zee werd erg gevaarlijk. Honderden (!) Nederlandse handelsschepen werden geraakt door torpedo's door Duits onderzeeers. 

Slide 23 - Tekstslide

Theorie 
In de loop van de oorlog ontstond er een tekort aan producten. Om de beschikbare producten zo eerlijk mogelijk te verdelen onder de Nederlanders werd er een distributie ingevoerd. 

Opschrijven:
Distributie: een manier om beschikbare producten te verdelen, vaak met een systeem van bonnen. 

Slide 24 - Tekstslide

De vergissing van Troelstra

Slide 25 - Tekstslide

Nederland veel last van oorlog --> Hongersnood
  • 1918: leider van socialistische partij, Pieter Jelles Troelstra, roept de revolutie uit
  • Wilde macht van Nederland bij arbeiders hebben
  • Kreeg geen steun dus mislukte

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Gevolgen neutraliteit Nederland
  • De Duitse Keizer vlucht net na de oorlog uit Duitsland.

  • Hij krijgt asiel in Nederland en woont daar tot zijn dood in  1941

Slide 28 - Tekstslide

Wat
Maak de invulsamenvatting 
en de kennen en kunnen vragen. 
Tijd
Tot einde van de les 
Hoe
Zachtjes praten mag.
Muziek via Chromebook ook. 
Hulp
De docent loopt rond.
Klaar
Maak een samenvatting/Flashkaarten/Begrippenlijst
timer
5:00

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag 
1. Maak de opdrachten .....   op pagina 61-63.

2. Optioneel: kijk In Europa - 1916  en In Europa 1917


Slide 30 - Tekstslide

Leerdoelen nabespreken 
Je weet de betekenis van de begrippen mobilisatie en distributie. 

Je weet drie gevolgen voor Nederland in de Eerste Wereldoorlog.


Slide 31 - Tekstslide

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd in Nederland het distributiestelsel ingevoerd.
Waarom was het distributiestelsel nodig? En voor welke groep was dit stelsel bedoeld?

A
Het was nodig vanwege de Dodendraad, en het was alleen bedoeld voor Belgische vluchtelingen.
B
Het was nodig vanwege de Dodendraad, en het was bedoeld voor alle burgers.
C
Het was nodig vanwege de handelsbelemmeringen, en het was alleen bedoeld voor Belgische vluchtelingen.
D
Het was nodig vanwege de handelsbelemmeringen, en het was bedoeld voor alle burgers.

Slide 32 - Quizvraag

Wat betekend het begrip mobilisatie?
A
Het leger gaat meevechten
B
Het leger kan zich snel bewegen
C
Het leger communiceert veel met elkaar
D
Het leger staat paraat, maar vecht niet mee.

Slide 33 - Quizvraag


In de bron is te zien dat de Dodendraad wordt aangelegd onder toezicht van soldaten.

Bij welk land horen deze soldaten?
A
België
B
Duitsland
C
Nederland
D
Frankrijk

Slide 34 - Quizvraag

Hoeveel Belgische vluchtelingen kwamen er naar Nederland?
A
10.000
B
100.000
C
1.000.000
D
10.000.000

Slide 35 - Quizvraag