Wiskunde rood 4.5 en wit/blauw 7.4

Rood 4.5 en wit/blauw 7.4
Leerdoelen rood
Je leert een percentage omzetten in een decimaal getal.
Je leert rekenen met een factor.
Leerdoelen wit/blauw
Je leert hoe je bij exponentiële groei een formule opstelt.
Je leert hoe je aan een exponentiële formule ziet of de grafiek stijgend of dalend is.


1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Rood 4.5 en wit/blauw 7.4
Leerdoelen rood
Je leert een percentage omzetten in een decimaal getal.
Je leert rekenen met een factor.
Leerdoelen wit/blauw
Je leert hoe je bij exponentiële groei een formule opstelt.
Je leert hoe je aan een exponentiële formule ziet of de grafiek stijgend of dalend is.


Slide 1 - Tekstslide

Uitleg factor (rood)

Slide 2 - Tekstslide

Hoe bereken je de factor? 
Factor = nieuwe percentage : oude percentage

Voorbeeld: Je krijgt 15% korting. Wat is de factor?
Oude percentage: 100%, nieuwe percentage: 100%-15%=85%
Factor = 85% : 100% = 0,85


Slide 3 - Tekstslide

Welke uitspraak hoort bij een factor van 1,2?
A
Een daling van 100% naar 80%
B
Een daling van 120% naar 100%
C
Een stijging van 100% naar 120%
D
Een stijging van 80% naar 100%

Slide 4 - Quizvraag

Hoe bereken je de factor bij een prijsdaling van 25%?
A
25% : 100% = 0,25
B
100% : 25% = 5
C
100% : 75% = 1,33
D
75% : 100% = 0,75

Slide 5 - Quizvraag

Bereken de factor.
Een artikel van €48 wordt 20% duurder. Bereken de nieuwe prijs met de factor. Typ ook jouw berekening.

Slide 6 - Open vraag

Een camera kost €449 inclusief 121% BTW. Hoeveel kost de camera zonder BTW? Gebruik de factor.

Slide 7 - Open vraag

Wit/blauw Exponentiële formules

Slide 8 - Tekstslide

Het R-getal is een factor. 
Het R-getal is op dit moment 1,05. 
Stel je hebt 100 mensen die besmet zijn, dan zijn er binnen de kortste keren  100 x 1,05 = 105 besmettingen.
Die 105 mensen besmetten weer mensen. Dus 105 x 1,05 = 110,25
Dit gaat met de formule:
Startgetal x factor^tijdseenheid 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Welke factor hoort bij de tabel?
Zie het whiteboard

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Stel het R-getal is 1,12 per dag. Hoeveel besmettingen zijn er dan na 4 dagen als we starten met 150 besmette mensen?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Een bacteriegroep wordt langzaam groter. Aan het begin (t=0) zijn er 1645 bacteriën. De volgende dag (t=1) 1724. De dag daarna (t=2) zijn er 1803. Bereken hoeveel bacteriën er op t=7 zijn.

Slide 16 - Open vraag