V2 - Leesvaardigheid H2/3/4 & H17/18

V2
Leesvaardigheid 
H2/3/4 & H17/18
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

V2
Leesvaardigheid 
H2/3/4 & H17/18

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H2/3/4
tekstdoelen 
leesstrategieën 
woordraadstrategieën

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een tekstdoel?

Slide 3 - Open vraag

Een tekstdoel is wat de schrijver wil bereiken bij de lezer, bijvoorbeeld informeren.
Welke kenmerken horen bij de tekstdoelen? 
activeren
amuseren
informeren
overtuigen
beschouwen
meerdere kanten van het onderwerp
argumenten
doe-woorden
om je te vermaken
feiten
één kant van het onderwerp
eigen mening laten vormen
eigen mening geven
reclames
objectief

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zal het voornaamste doel zijn van deze tekst?
A
beschouwen
B
overtuigen
C
activeren
D
informeren

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
overtuigen
B
activeren
C
informeren
D
amuseren

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees onderstaande leessituaties. Welke leesstrategie pas je toe?
Situatie 5: 
Je hebt op internet een tekst gevonden over de schrijver van jouw boek en je wil weten of die bruikbare informatie bevat.
Situatie 1: 
Tijdens het leren van je toets ben je vergeten wat etymologie ook alweer betekent. Je pakt het woordenboek.
Situatie 3: 
Je bereidt je voor op de toets leesvaardigheid van Nederlands.
Situatie 4:
Je wil je mening vormen over de hoeveelheid toetsen die worden afgenomen. Je leest hierover verschillende artikelen.
Situatie 2:
In de wachtkamer van de huisarts lees je een artikel over bijzondere dieren.
Zoekend lezen
Globaal lezen
Intensief lezen
Kritisch lezen
Lerend lezen

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke vijf zaken moet je letten als je een tekst kritisch leest?

Slide 8 - Open vraag

1. De bron
2. De deskundigheid van de schrijver
3. Het doel van de tekst
4. Wanneer de tekst geschreven is
5. Waar de tekst geschreven is
6. Spelling/zinsbouw

Wat is een voorbeeld van een woordraadstrategie?
A
kijken of je (een deel van) het woord kent uit een andere taal
B
kijken of er een tegenstelling wordt genoemd
C
een synoniem zoeken in de context
D
Dit zijn allemaal woordraadstrategieën.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de betekenis van etymologie?
A
Dat is de oorsprong en geschiedenis van woorden.
B
Dat is de oorsprong en geschiedenis van historische teksten.
C
Dat is de oorsprong en geschiedenis van grammatica.
D
Dat is de oorsprong en geschiedenis van spelling.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

H17/18
standaardtekststructuur - functiewoorden         
microstructuur -  verbindingswoorden



Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort niet bij de macrostructuur van een tekst?
A
inleiding
B
slot
C
hoofdindeling
D
verbindingswoord

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

functiewoord
verbindings-
woord
tekstverband
Dit woord staat in de tekst. Hieraan kun je herkennen wat tekstdelen met elkaar te maken hebben, waardoor je de tekst beter begrijpt.
Dit woord staat vaak in de tekst zelf. Het wordt gebruikt om te omschrijven wat je in dat tekstdeel kunt verwachten
Dit woord staat meestal niet in de tekst zelf. Hiermee wordt omschreven wat meerdere tekstdelen met elkaar te maken hebben.

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraken/woorden horen bij microstructuur?
A
samenhang tussen zinnen en tekstdelen
B
tussenkopjes
C
inleiding - middenstuk - afsluiting
D
functie van alinea's

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Functiewoord
Verbindings-
woord
bewering
bovendien
maar
definitie
kortom
omdat
aanleiding
toelichting
tenzij
vergelijking
verklaring
vervolgens
voorwaarde
toen

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke twee verbindingswoorden staan in het eerste deel van deze tekst?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk verband geven de woorden
eerst en daarna aan?
A
voorbeeld
B
tijd
C
verduidelijking
D
oorzaak-gevolg

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

" Kortom, dit was de herhaling van de leerstof van leesvaardigheid."
Wat is het tekstverband?
A
tegenstelling
B
conclusie
C
voorbeeld
D
opsomming

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke zin is op jou
van toepassing?
A
Ik beheers de theorie goed.
B
Ik beheers de theorie niet goed.
C
Ik beheers de theorie redelijk.
D
Ik ben geschrokken van het resultaat.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies