2th lesstof thema 3, bs 4 + 5 + 6

2th lesstof thema 3, bs 4 + 5 + 6
Let op! Leer niet alleen de lesstof die hierin staat. Lees ook de basisstoffen in je boek goed door. 
Om te oefenen kun je de test jezelf vragen van elke basisstof maken.
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

2th lesstof thema 3, bs 4 + 5 + 6
Let op! Leer niet alleen de lesstof die hierin staat. Lees ook de basisstoffen in je boek goed door. 
Om te oefenen kun je de test jezelf vragen van elke basisstof maken.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 3: De Bloedsomloop
2th Basisstof 4: Uitscheiding

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel bs 4: uitscheiding



  • Je kunt de delen van de nieren en urinewegen noemen met hun kenmerken en functies.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitscheiding
Bloed dat van de organen wegstroomt bevat veel koolstofdioxide en andere afvalstoffen.

Die stoffen worden uit het lichaam verwijdert.
Dat proces noemen biologen uitscheiding.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitscheiding in organen
Uitscheiding vindt plaats in verschillende organen.
Koolstofdioxide wordt bijvoorbeeld uitgescheiden door de longen.

De meeste andere afvalstoffen worden uitgescheiden door de nieren.
Die halen de afvalstoffen uit het bloed en maken er urine van.
De urine plas je uit, waarmee de afvalstoffen uit je lichaam verdwijnen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De nieren liggen links en rechts in de buikholte, vlak onder het middenrif.

Door de nierslagaders stroomt zuurstofrijk bloed naar de nieren.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het bloed in de nierslagader bevat afvalstoffen van veel organen.

De nieren halen deze afvalstoffen uit het bloed.

Door de nieraders stroomt het gezuiverde bloed weg uit de nieren.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een nier bestaat uit nierschors, niermerg en nierbekken.

Nierschors en niermerg verwijderen afvalstoffen uit het bloed. Ze verwijderen ook overtollig water, overtollige zouten en andere schadelijke stoffen.


Al deze stoffen samen heten urine.
Een nier bestaat uit nierschors, niermerg en nierbekken.

Nierschors en niermerg verwijderen afvalstoffen uit het bloed. 
Ze verwijderen ook overtollig water, overtollige zouten en andere schadelijke stoffen.
Al deze stoffen samen heten urine.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de nierbekkens wordt de urine verzameld.

Via de urineleiders gaat de urine naar de blaas.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de urineblaas wordt de urine tijdelijk opgeslagen
zodat je niet voortdurend hoeft te plassen.
Van tijd tot tijd wordt de urine uit de urineblaas afgevoerd via de urinebuis.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloed&Bloedsomloop
- Afweer -

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  1. Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
  2. Je kunt beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan.
  3. Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichaamsvreemd
  • Lichaamsvreemde stoffen horen niet thuis in je lichaam.
  • Je lichaam kan op 3 manieren lichaamsvreemde stoffen tegenhouden.
  • Met de huid.
  • Met de slijmvliezen in de luchtwegen.
  • Met zoutzuur in maagsap.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Infectie
  • Ziekteverwekkers komen toch in je lichaam terecht.
  • Afweersysteem treedt in actie.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afweer door witte bloedcellen
WBC kunnen antigenen van ziekteverwekkers herkennen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antistoffen
  • Sommige WBC maken antistoffen aan.
  • Deze antistoffen binden met ziekteverwekkers.
  • Op deze manier worden deze uitgeschakeld.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Immuun
  • Als je ziek wordt, maken WBC antilichamen aan tegen de indringer.  Na een tijdje wordt je dan ook weer beter.
  • Wordt je later weer ziek door dezelfde ziekteverwekker, dan maken je WBC direct de goede antistof aan.  Je bent nu immuun geworden.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaccinatie
  • = kunstmatige immuniteit
  • Vaccin = dode of verzwakte ziekteverwekkers
  • Je voelt je verzwakt of je bent een beetje ziek

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rijksvaccinatieprogramma

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Allergie
  • Wanneer je lichaam reageert op andere stoffen dan ziekteverwekkers, bijvoorbeeld graspollen, ben je allergisch.
  • Je afweersysteem reageert hier dan ook op.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 3 De bloedsomloop
3.6 Gezond leven

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezond leven

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesdoelen 
Aan het einde van de les:
- kan je aangeven hoe je je hart en bloedvaten gezond kan houden

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.6 Gezond leven
Bloeddruk: druk van bloed op de wand van de slagaders.

De bloeddruk wordt gemeten met een bloeddrukmeter.

Hoge bloeddruk door:
1. Stress
2. Roken
3. Overgewicht
4. Zout eten

Slide 24 - Tekstslide

Het bloed vervoert stoffen door het lichaam.
Ook schadelijke of verslavende stoffen worden door het bloed vervoerd.
Daardoor kunnen bloedvaten kapotgaan.
Als je je inspant of opwindt, stijgt je bloeddruk tijdelijk.
In rust daalt de bloeddruk weer.
Langdurige hoge bloeddruk beschadigt de wanden van de slagaders.
Bloeddruk
lage bloeddruk:
meestal geen probleem: soms wat duizelig of hoofdpijn
hoge bloeddruk:
vaak wel een probleem: kan wanden van slagaders beschadigen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slagaderverkalking
=Vernauwing van de wand van de slagader.
Oorzaak: Als de wand van een slagader beschadigt is, kunnen witte bloedcellen en vette stoffen uit het bloed in de wand komen.




Slide 26 - Tekstslide

Deze stoffen hopen zich op.
Hierdoor ontstaat een verdikking.
Uiteindelijk wordt de verdikking hard door kalk.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cholesterol
- zit in vette, dierlijke voedingsmiddelen
(verzadigd vet) 
- eieren, spek, slagroom, roomboter, mayonaise, hamburger, frituurvet, kaas, vlees etc. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hartinfarct
=In de kransslagaders rondom het hart kan ook slagaderverkalking.

Slide 29 - Tekstslide

Hierdoor kan het zijn dat een slagader wordt afgesloten en een deel van het hart geen zuurstof meer krijgt.
Dit noem je een hartinfarct.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hart en vaatziekten
Hart- en vaatziekten is een verzamelnaam voor ziekten aan hart en bloedvaten (soms erfelijk)

Als je gezond leeft, heb je een kleinere kans op hart- en vaatziekten.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hart- en vaatziekten voorkomen

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stress en spanning
Stress en spanning vergroten de kans op hoge bloeddruk en op hart- en vaatziekten.
Stress
  • Gespannen kaken en gezicht
  • Snelle ademhaling
  • Druk op de borst
  • Snel boos, gefrustreerd of bang
  • Situaties vermijden

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies