3K - Les 6 (T2 BS6)

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

T2 BS6 - Veilig vrijen
Leerdoelen:
2.6.1 Je kunt de werking van enkele voorbehoedsmiddelen beschrijven en aangeven of ze betrouwbaar zijn of niet.
2.6.2 Je kunt ziekteverschijnselen en genezingsmogelijkheden noemen van seksueel overdraagbare aandoeningen.

Slide 2 - Tekstslide

Onbetrouwbare methoden
Als je seksueel actief bent, maar (nog) geen kinderen wilt, kun je voorbehoedsmiddelen gebruiken. Dit wordt ook wel geboorteregeling genoemd. Voorbehoedsmiddelen (anticonceptiemiddelen) zorgen ervoor dat er geen bevruchting plaatsvindt. Sommige methoden zijn betrouwbaarder dan andere. Geboorteregeling zonder voorbehoedsmiddelen is niet erg betrouwbaar. Deze onbetrouwbare methoden zijn:
 
• periodieke onthouding
• coïtus interruptus

Slide 3 - Tekstslide

Periodieke onthouding
Bij periodieke onthouding hebben een man en vrouw geen geslachtsgemeenschap tijdens de vruchtbare periode. Deze methode is onbetrouwbaar, omdat je nooit precies kunt bepalen wanneer de ovulatie plaatsvindt. Daarnaast kunnen zaadcellen een paar dagen overleven in het lichaam van een vrouw. Manieren om te bepalen wanneer de ovulatie plaatsvindt zijn:
• Kalender bijhouden: bij een regelmatige menstruatiecyclus kun je de dag van de ovulatie berekenen.
• Temperatuur meten: de lichaamstemperatuur is na de ovulatie tot aan de volgende menstruatie gemiddeld 0,3 °C hoger.
• Afscheiding uit de vagina: bij veel vrouwen wordt de afscheiding uit de vagina rond de ovulatie doorzichtiger en elastischer. Er is vaak ook meer afscheiding.

Slide 4 - Tekstslide

Coïtus interruptus
Bij coïtus interruptus trekt de man zijn penis terug uit de vagina als hij zijn zaadlozing voelt aankomen. De zaadlozing vindt dan buiten de vagina plaats. Deze methode is onbetrouwbaar, omdat in voorvocht ook al zaadcellen kunnen zitten.

Slide 5 - Tekstslide

Betrouwbare methoden
Door voorbehoedsmiddelen te gebruiken is de kans dat je zwanger raakt minimaal. Er zijn voorbehoedsmiddelen met en zonder gebruik van hormonen.

De hormonen in een voorbehoedsmiddel zorgen ervoor dat:
• er geen eicel gaat rijpen en vrijkomt
• het slijm in de baarmoederhals moeilijker doorlaatbaar is voor zaadcellen
• het baarmoederslijmvlies niet wordt opgebouwd, zodat er geen innesteling mogelijk is

Slide 6 - Tekstslide

Betrouwbare methoden

Slide 7 - Tekstslide

Condoom
Het condoom is het enige voorbehoedsmiddel dat beschermt tegen seksueel overdraagbare ziekten én tegen zwangerschap. Er zijn condooms voor mannen en voor vrouwen. Het mannencondoom wordt het meest gebruikt . Een condoom is gemaakt van latex (een soort rubber). Het latex houdt zaadcellen tegen. Je rolt het condoom om de penis in erectie. Pas op met nagels en sieraden.

Het vrouwencondoom breng je in de vagina in. Dit kan al enkele uren voor het vrijen. Het mannencondoom kan pas tijdens de seks worden aangebracht. Je kunt beide soorten condooms maar één keer gebruiken.

Slide 8 - Tekstslide

Koperspiraaltje
Een spiraaltje is een buigzaam plastic voorwerp. Het wordt door een arts in de baarmoeder ingebracht. Na het inbrengen kun je de eerste twee maanden buikkrampen en bloedingen krijgen. Er zijn twee soorten spiraaltjes: hormoonspiraaltjes en koperspiraaltjes. Een koperspiraaltje bevat geen hormonen. Het is omwikkeld met een koperdraadje. Het koper beschadigt de zaadcellen. Daardoor kunnen ze de eicel niet meer bevruchten. Ook maakt het koper de innesteling vrijwel onmogelijk. Een koperspiraaltje kan tussen de vijf en tien jaar blijven zitten.

Slide 9 - Tekstslide

Prikpil
Bij de prikpil krijgt een vrouw om de drie maanden een injectie met hormonen. Dat wordt gedaan bij de huisarts. De maandelijkse bloeding neemt af en blijft soms helemaal weg. Als een vrouw zwanger wil worden, kan het een hele tijd duren voordat de ovulaties terugkomen. Soms zelfs meer dan twee jaar.

Slide 10 - Tekstslide

Pessarium (met zaaddodende pasta)
Een pessarium is een zacht rubberen koepeltje. Dit koepeltje bedekt de baarmoedermond. Je kunt het pessarium voor de geslachtsgemeenschap zelf inbrengen. De juiste vorm en maat moeten door een arts worden bepaald. De arts leert je ook hoe je het pessarium moet inbrengen. Om ervoor te zorgen dat het pessarium betrouwbaar is, moet het worden ingesmeerd met zaaddodende pasta. Na de geslachtsgemeenschap moet het minstens acht uur blijven zitten.

Slide 11 - Tekstslide

Sterilisatie
Iemand die geen kinderen (meer) wil, kan zich laten steriliseren. Bij sterilisatie word je met een operatie onvruchtbaar gemaakt. Bij een man worden de zaadleiders onderbroken. De productie van zaadcellen gaat normaal door. De man krijgt nog wel een zaadlozing, alleen bevat het sperma geen zaadcellen meer. Bij een vrouw onderbreekt of blokkeert een arts de eileiders. Daardoor kunnen zaadcellen de eicel niet meer bereiken. Er blijven eicellen en hormonen vrijkomen. Een gesteriliseerde vrouw wordt dus gewoon ongesteld.

Slide 12 - Tekstslide

Anticonceptiepil
De anticonceptiepil (de pil) is een strip pilletjes met hormonen voor drie weken. Elke dag neem je er één. Na drie weken is er een stopweek: je slikt dan een week de pil niet. In de stopweek heb je een lichte bloeding, vaak minder hevig dan je menstruatie. Daarom gebruiken sommige vrouwen de pil als hun menstruatie erg pijnlijk of hevig is. Als je de pil wilt gaan gebruiken, heb je de eerste keer een recept nodig. Dat krijg je van je huisarts of bij een spreekuur van Sense. Daarna haal je de pil steeds bij de apotheek met een herhaalrecept.

Slide 13 - Tekstslide

De hormoonpleister
De hormoonpleister is een pleister die je op de huid plakt. De pleister geeft hormonen af die via de huid in het bloed terechtkomen. Je plakt drie weken lang elke week een nieuwe pleister. Na de derde week plaats je een week geen nieuwe pleister en krijg je een lichte bloeding. Na deze stopweek plaats je weer een nieuwe pleister.

Slide 14 - Tekstslide

Hormoonspiraaltje
Net als een koperspiraaltje wordt een hormoonspiraaltje door een arts in de baarmoeder geplaatst. Een hormoonspiraaltje geeft voortdurend een kleine hoeveelheid hormonen af. De hoeveelheid hormonen is kleiner dan bij de pil. De maandelijkse bloeding is vaak minder hevig. Soms blijft de bloeding zelfs helemaal weg. Na ongeveer vijf jaar is het hormoonspiraaltje uitgewerkt. Het moet dan verwijderd of vervangen worden.

Slide 15 - Tekstslide

Hormoonstaafje
Het hormoonstaafje is een dun, soepel staafje van vier centimeter lang. De arts plaatst het onder de huid, vaak in de bovenarm. Het staafje geeft gedurende drie jaar een klein beetje hormonen af. Na drie jaar verwijdert de arts het staafje weer.

Slide 16 - Tekstslide

NuvaRing
De NuvaRing plaats je zelf in de vagina, tegen de baarmoedermond aan. De ring blijft drie weken in de vagina zitten. De ring geeft voortdurend een kleine hoeveelheid hormonen af. Net als bij de pil en de hormoonpleister is er na drie weken een stopweek. Dan haal je de ring uit de vagina. Je hebt dan een lichte bloeding. De hoeveelheid hormonen is kleiner dan bij de pil.

Slide 17 - Tekstslide

SOA's
Tijdens geslachtsgemeenschap kun je bacteriën, schimmels of virussen overdragen die ziekten veroorzaken. Deze ziekten heten soa’s (seksueel overdraagbare aandoeningen). Ook bij orale seks (pijpen en beffen) of ander contact met de vagina, penis of anus kun je besmet raken. Je kunt géén soa oplopen op een vies toilet of door uit een glas van een ander te drinken. De enige manier om je tegen soa’s te beschermen, is door een condoom of beflapje te gebruiken.
 

De meest voorkomende soa in Nederland is chlamydia. Andere veelvoorkomende soa’s zijn genitale wratten (HPV), herpes, gonorroe (druiper) en syfilis. Daarnaast wordt candida vaak genoemd, maar deze schimmelinfectie kun je ook op andere manieren krijgen. Candida zorgt voor afscheiding en jeuk aan de vagina of penis.

Slide 18 - Tekstslide

Hepatitis B en Herpes genitalis
Het virus dat hepatitis B veroorzaakt, zorgt voor ontstekingen in de lever. De meeste klachten ontstaan pas na drie maanden, zoals vermoeidheid, spierpijn, misselijkheid, koorts en pijn in de buik. Er zijn geen medicijnen tegen, maar meestal is het virus na zes maanden uit het lichaam. Sinds 2011 worden kinderen in hun eerste levensjaar ingeënt tegen hepatitis B.

Het virus dat herpes genitalis veroorzaakt, zorgt voor pijnlijke blaasjes en zweertjes rondom de geslachtsorganen. Na drie weken drogen de blaasjes uit en lijkt het weg te zijn. Maar het virus blijft voor altijd in je lichaam. Op andere momenten zorgt het weer voor nieuwe blaasjes en zweertjes. Ook een koortslip wordt veroorzaakt door dit virus.

Slide 19 - Tekstslide

HIV / aids
Het virus dat aids veroorzaakt, heet hiv (humaan immunodeficiëntie-virus). Als je besmet bent met het virus, maar nog geen klachten hebt, ben je seropositief. Als je wel klachten krijgt, dus ziek wordt, heb je aids. Het virus maakt het afweersysteem van het lichaam kapot. Hierdoor ben je niet meer beschermd tegen allerlei ziekten, zoals darm- en longontsteking of een zeldzame vorm van huidkanker. Aidsremmers remmen de verspreiding van het virus in het lichaam, waardoor iemand langer gezond blijft. Er is geen geneesmiddel tegen het virus. Je kunt dus niet genezen van hiv. De meeste mensen overlijden aan de gevolgen van aids, omdat hun afweersysteem niet meer goed werkt en ze ernstig ziek worden van een griep of longontsteking.

Slide 20 - Tekstslide

HPV en Genitale wratten
Als je besmet bent met het humaan papillomavirus (HPV), ruimt je lichaam het virus bijna altijd zelf op. Maar soms ruimt je lichaam het virus niet op en krijg je door het virus genitale wratten. Dat zijn wratjes rondom de geslachtsorganen. Die wratjes zelf zijn niet gevaarlijk en ze gaan vaak vanzelf weer weg. Jaren later kan HPV baarmoederhalskanker, anuskanker of keelkanker veroorzaken. Jongens en meisjes kunnen zich tot hun 18e jaar laten inenten tegen HPV. Meisjes hebben na inenting 75% minder kans om baarmoederhalskanker te krijgen.

Slide 21 - Tekstslide

Syfilis
De bacterie die syfilis veroorzaakt, zorgt voor zweertjes die na drie tot zes weken weer verdwijnen. De bacterie blijft wel in je lichaam. Als je niet wordt behandeld, kun je klachten krijgen als huiduitslag, vermoeidheid en griepachtige klachten. Jaren later worden ook organen aangetast. Dit kan leiden tot de dood. Als je antibiotica krijgt, gaat de bacterie dood en verdwijnen de klachten.

Slide 22 - Tekstslide

Chlamydia en Gonorroe
De bacterie die chlamydia veroorzaakt, kan zorgen voor ontstekingen in de urinebuis, bij de anus en in de baarmoederhals. Twee derde van de vrouwen en de helft van de mannen met chlamydia merkt er niets van. Je kunt de ziekte dan toch overdragen aan anderen. Zonder behandeling veroorzaakt de bacterie ontstekingen in de eileiders of de bijballen, wat kan leiden tot onvruchtbaarheid.

De bacterie die gonorroe veroorzaakt, zorgt voor pijn bij het plassen en vieze afscheiding uit de penis en vagina. Vrouwen merken vaak weinig van een besmetting. Zonder behandeling veroorzaakt deze bacterie ontstekingen in de eileiders of de bijballen. Dit kan leiden tot onvruchtbaarheid.

Slide 23 - Tekstslide

SOA-test
Als je jonger dan 25 jaar bent, kun je gratis een soa-test laten doen. Dit kan bij je huisarts of bij de GGD. Er zijn jaarlijks tienduizenden jongeren die een soa-test laten doen. Als je een afspraak wilt maken, krijg je het advies om je minimaal tien dagen na onveilige seks te laten testen. Bij mannen is een urinetest vaak voldoende. Hiermee kan onder andere op chlamydia en gonorroe worden getest. Bij vrouwen is een uitstrijkje nodig. Bij een uitstrijkje wordt met een wattenstaafje over de wand van de vagina gestreken. Afhankelijk van het type onveilige seks wordt soms een uitstrijkje van keel of anus gemaakt. Om op syfilis, hepatitis B en hiv te testen, is bloedonderzoek nodig.

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag
Eerste lesuur:
Lees 2.6 zelfstandig door.
Maak de opdrachten van 2.6.
Maak de test jezelf van 2.6 (groene score = afgerond). 

Tweede lesuur: 
Oefenexamens deel I en II, zie studiewijzer week 45 en 46.

Huiswerk 28 november:
T2 BS1 t/m BS6 af (opdrachten + test jezelf) + oefenexamen deel I + deel II af.

Slide 25 - Tekstslide