3.4 Grammatica les 1 ontleden

Redekundigkundig ontleden 
Redekundig (syntactisch ontleding in zinsdelen) ontleden is als een puzzel. Elk stukje van de puzzel heb je nodig om het volgende stukje te kunnen benoemen.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Redekundigkundig ontleden 
Redekundig (syntactisch ontleding in zinsdelen) ontleden is als een puzzel. Elk stukje van de puzzel heb je nodig om het volgende stukje te kunnen benoemen.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
  • Aan het einde van deze les hebben jullie geoefend met het ontleden van de zindelen.                                                                                    
  • Aan het einde van deze module kunnen jullie het stappenplan van het ontleden uit je hoofd opnoemen en toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boek
Blz. 111, pak het boek er even bij

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan redekundig ontleden:
  1. Vind de persoonsvorm (pv)
  2. Verdeel de zin in zinsdelen ( | ). 
  3. Vind het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde (wg/ng)
  4. Vind het onderwerp (ow).
  5. nieuw: vind het lijdend voorwerp (lv) (les 2)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is redekundig ontleden ?
A
ontleden
B
ontleden van de zinsdelen
C
ontleden van de woordsoorten
D
iets met grammatica

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is stap 1 van het redekundig ontleden?
A
persoonsvorm zoeken
B
onderwerp zoeken
C
strepen zetten
D
werkwoordelijk gezegde zoeken

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
een werkwoord zoeken
B
het getal veranderen (meervoud - enkelvoud)
C
de zin van tijd veranderen (verleden tijd - tegenwoordige tijd)
D
geen idee

Slide 9 - Quizvraag

Getal-proef: zin veranderen van enkelvoud naar meervoud of van meevoud naar enkelvoud. 
V

Tijd-proef: zin van tijd veranderen. Tegenwoordige tijd wordt verleden tijd en andersom.

Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.


Wat is stap 2?
A
onderwerp benoemen
B
werkwoordelijk gezegde benoemen
C
lijdensvoorwerp benoemen
D
zinsdeelstrepen zetten

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zet je de zindeelstrepen?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord:
PV = heeft
Zindelen:
Deze klas       heeft      vandaag    Nederlandse les     via Lesson up
     gekregen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is stap 3 en hoe vind je het?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is stap 4?
A
lijdend voorwerp benoemen
B
meewerkendvoorwerp benoemen
C
onderwerp benoemen
D
bijwoordelijke bepaling benoemen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je het onderwerp?
A
wie of wat + PV?
B
wie doet het?
C
wat doet het?
D
aan wie of voor wie + PV?

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is stap 5?
A
bijwoordelijke bepaling benoemen
B
meewerkendvoorwerp benoemen
C
lijdensvoorwerp benoemen
D
onderwerp benoemen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
De jonge held | kreeg | een onderscheiding.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Koala's | eten | geen | vlees.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Over | een paar jaar | heeft | iedereen | een smartwatch.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Ons team | won | gisteren | een belangrijke sportprijs.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp van deze zin:
Gisteren heeft Tara de dure vaas op de grond laten vallen.
A
Heeft
B
De dure vaas
C
Tara
D
Gisteren

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het correcte werkwoordelijk gezegde bij deze zin:
Vorige week heb ik vijf kilometer gewandeld.
A
Heb
B
Heb gewandeld
C
Heb ik gewandeld
D
Vorige week

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dhr Hendriks legt grammatica uit aan zijn klas.
Wat is de persoonsvorm? Weest volledig! ;)

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel weken zit jij al op school?
Wat is het onderwerp van deze zin?
A
School
B
Weken
C
Jij
D
Al op school

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn beste vrienden wonen aan de andere kant van de stad.
Wat is het onderwerp?
A
Beste vrienden
B
De stad
C
Mijn beste vrienden
D
De andere kant van de stad

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verander de zin van enkelvoud naar meervoud:
Door de looproutes in de school kom ik altijd te laat voor geschiedenis.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Herhalingsfilmpjes voor thuis

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

Deze slide heeft geen instructies