Verbanden en signaalwoorden compleet

Signaalwoorden + tekstverbanden
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Signaalwoorden + tekstverbanden

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord?
• Verbindingswoorden  --> voegwoorden

•Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s

Verband --> structuur in een tekst

Slide 2 - Tekstslide

Opsomming
Je noemt meerdere dingen over één onderwerp.

Te herkennen aan een dubbele punt:
En * of - 

Signaalwoorden:
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens


Slide 3 - Tekstslide

Opsomming
Als ik ga werken, heb ik naast mijn tas ook het volgende nodig: sleutels, token, laptop en printpas. 

Voor een cake heb ik nodig:
  • Meel
  • Boter
  • Bloem
  • Eieren
  • Bakblik

Slide 4 - Tekstslide

Tijdsvolgorde
Geeft een volgorde in de tijd aan (chronologie).

Signaalwoorden:
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.




Slide 5 - Tekstslide

Tijdsvolgorde
De conciërge opent eerst de school, daarna loopt hij naar binnen en terwijl hij naar binnen loopt, gaan de lampen aan.

Voordat ik aan mijn huiswerk ga, drink ik eerst een kop thee.

Slide 6 - Tekstslide

Tegenstelling
In de zin wordt het tegenovergestelde van iets genoemd.

Signaalwoorden:
Maar, echter, zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)


Slide 7 - Tekstslide

Tegenstelling
Er stonden gisteren chips en noten op tafel, maar ik wilde ze niet eten.


School vind ik leuk, echter Nederlands vind ik vreselijk.


Aan de ene kant wil ik een Big Mac, aan de andere kant wil ik kipnuggets.

Slide 8 - Tekstslide

Oorzaak – gevolg
Er is iets gebeurd (oorzaak) en dat heeft een bepaald effect (gevolg)

Signaalwoorden:
Door, doordat, waardoor, te danken aan


Slide 9 - Tekstslide

Oorzaak - gevolg
Doordat ik mijn trui te heet heb gewassen, is hij nu te klein.
Oorzaak: ik heb mijn trui te heet gewassen
Gevolg: hij is nu te klein

Ik had niet goed geleerd voor mijn toets, waardoor ik een onvoldoende heb gehaald.
Oorzaak: ik heb niet goed geleerd voor de toets
Gevolg: ik heb een onvoldoende gehaald

Slide 10 - Tekstslide


Voorbeeld/ toelichting
Er worden voorbeelden of een toelichting (uitleg) genoemd genoemd,

Signaalwoorden:
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld/toelichting

Een voorbeeld van een bekende sporter is Mbappé. 

Leuke boeken om te lezen zijn bijvoorbeeld: Bloedbroeders, Het Smelt en Cyberboy.

Er zijn veel regels op school, zoals het meenemen van je boeken en het maken van het huiswerk. 


Slide 12 - Tekstslide

Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat


Slide 13 - Tekstslide

Voorwaarde
Je mag pas alcohol drinken als je 18+ bent. 

Mits je je boeken bij je hebt, mag je meedoen met de les.

Tenzij ik niets van je hoor, ga ik ervanuit dat je akkoord bent.


Slide 14 - Tekstslide

Goed signaalwoord/goede zin
Fout signaalwoord/foutieve zin
Maak een zin waar een het verband 'tegenstelling' in staat.

Slide 15 - Woordweb

Goed signaalwoord/goede zin
Fout signaalwoord/foutieve zin
Maak een zin waar het verband 'volgorde van tijd' in staat.

Slide 16 - Woordweb

Goed signaalwoord/goede zin
Fout signaalwoord/foutieve zin
Maak een zin waar het verband 'voorwaarde' in staat.

Slide 17 - Woordweb

Goed signaalwoord/goede zin
Fout signaalwoord/foutieve zin
Maak een zin waar het verband 'opsomming' in staat.

Slide 18 - Woordweb

Goed signaalwoord/goede zin
Fout signaalwoord/foutieve zin
Noteer een signaalwoord voor doel-middel en maak hier een zin mee.

Slide 19 - Woordweb

Goed signaalwoord/goede zin
Fout signaalwoord/foutieve zin
Maak een zin waar het verband 'oorzaak-gevolg' in staat.

Slide 20 - Woordweb

Goed signaalwoord/goede zin
Fout signaalwoord/foutieve zin
Maak een zin waar het verband 'voorbeeld' in staat.

Slide 21 - Woordweb

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 23 - Open vraag

Wat voor soort tekst is tekst 2?
A
Artikel
B
Instructie
C
Gebruiksaanwijzing

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het verband in alinea 2?
A
opsomming
B
tijdsvolgorde
C
voorbeeld

Slide 25 - Quizvraag

Wat doe je als je een ei scheidt?
A
Je roert het eiwit en het eigeel door elkaar.
B
Je splitst het eiwit van het eigeel.

Slide 26 - Quizvraag

Noteer 3 signaalwoorden voor tijdsvolgorde uit alinea 4.

Slide 27 - Open vraag

Welk signaalwoord voor voorwaarde staat in alinea 5?

Slide 28 - Open vraag

Vul de volgende zin aan met behulp van alinea 5: De slagroom wordt klonterig,...

Slide 29 - Open vraag

Welk signaalwoord voor doel-middel staat in alinea 6?

Slide 30 - Open vraag

Noteer het doel uit alinea 6:

Slide 31 - Open vraag

Noteer het middel uit alinea 6:

Slide 32 - Open vraag

Welk signaalwoord voor doel-middel staat in alinea 7?

Slide 33 - Open vraag