Lesweek 5 - Signalen en verbanden

Welkom! 
Signaalwoorden
en 
tekstverbanden

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom! 
Signaalwoorden
en 
tekstverbanden

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les:

  • weet je wat de functie van signaalwoorden is;
  • weet je welke tekstverbanden er zijn en welke signaalwoorden hierbij horen;
  • weet je wat de functie van verwijswoorden is;
  • weet je hoe je op een juiste manier moet verwijzen.

Slide 2 - Tekstslide

Verhaal vertellen 

- Maak tweetallen (A en B)
- A vertelt aan B over zijn/haar vakantie/weekend en B luistert
- Let op! De verboden woorden mag je niet gebruiken in je verhaal.
- Hierna wisselen we van rol
Verboden woorden 
En, maar, want, dus, daarom, vanwege, omdat, daardoor, doordat, toen, door, ook, dan, daarna.
- B: kies drie woorden uit (vertel niet welke!) waar je op gaat letten. Turf hoe vaak A deze woorden toch gebruikt.  

Slide 3 - Tekstslide

Nabespreken
Was het moeilijk om je verhaal te vertellen zonder bovenstaande woorden?

Waarom wel/niet?

Slide 4 - Tekstslide

Signaalwoorden
- Signaalwoorden zijn woorden die een tekst begrijpelijker maken. 
- Met deze woorden leg je verbanden tussen zinnen en alinea's. 
- Signaalwoorden helpen de lezer dus door signalen te geven over de manier waarop hij de tekst moet lezen. Als je signaalwoorden verkeerd gebruikt, zal de lezer de tekst niet kunnen begrijpen.

Slide 5 - Tekstslide

Welk signaalwoord hoort bij een opsommingsverband?
A
Tevens
B
Omdat
C
Samenvattend
D
Desondanks

Slide 6 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij een redengevend (verklaring) verband?
A
Ten slotte
B
Kortom
C
Al met al
D
Want

Slide 7 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij een samenvattend verband?
A
Nu
B
Eerst
C
Desondanks
D
Alles bij elkaar

Slide 8 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij een tegenstellend verband?
A
Kortom
B
Nadat
C
Toch
D
Zo

Slide 9 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij een toelichting/uitleg?
A
Op dezelfde manier
B
Als
C
Zoals
D
Indien

Slide 10 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij een vergelijking?
A
Net als
B
In het geval dat
C
Zodra
D
Bijvoorbeeld

Slide 11 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij een voorwaarde?
A
Evenals
B
Tenzij
C
Met name
D
Nadat

Slide 12 - Quizvraag

Verwijswoorden
Signaalwoorden zorgen voor structuur in een tekst en verwijswoorden maken een tekst beter leesbaar. 

Een verwijswoord verwijst naar een woord of woordgroep die ergens anders in de tekst al gebruikt is.

Slide 13 - Tekstslide

Het was een geweldig evenement, dat NK powerliften gisteren.
Waar verwijst HET naar?
A
NK powerliften
B
Evenement
C
Gisteren
D
Dat

Slide 14 - Quizvraag

Het eerste elftal van Ajax vierde zijn overwinning uitbundig in de kleedkamer. Waar verwijst ZIJN naar?
A
Het eerste elftal van Ajax
B
Ajax
C
Het
D
Het eerste elftal

Slide 15 - Quizvraag

De kanovereniging zal haar jubileum groots vieren.
Waar verwijst HAAR naar?
A
De kanovereniging
B
Haar jubileum
C
Jubileum
D
Groots vieren

Slide 16 - Quizvraag

Ik moet de Mont-Ventoux berg beklimmen en dat valt niet mee.
Waar verwijst DAT naar?
A
Ik
B
De Mont-Ventoux
C
Het beklimmen van de Mont-Ventoux
D
De Mont-Ventoux berg

Slide 17 - Quizvraag

Aan de slag! 
Signalen en verbanden in Motile maken.
Al af? Dan mag je iets voor jezelf doen. 

Slide 18 - Tekstslide