In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Tekst 2
Samenvatting
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
We gaan door naar tekst 3
We komen ook op plekken zonder postcode.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
In de foto staat de tekst ‘We komen ook op plekken zonder postcode.’ Leg uit hoe deze tekst van toepassing is op de kinderen op de foto.
Slide 8 - Open vraag
Het doel van een tekst kan onder andere zijn: (wat zijn de 2 belangrijkste doelen?)
A
amuseren
B
tot handelen aanzetten
C
informeren
D
waarschuwen
Slide 9 - Quizvraag
Op welke doelgroep richt deze advertentie zich vooral? De advertentie richt zich vooral op lezers die
A
graag een prijs willen winnen en daarom willen meedoen aan de
Postcode Loterij.
B
graag een prijs willen winnen en het belangrijk vinden om kinderen in
Ethiopië te helpen.
C
graag een prijs willen winnen, waarbij ze tegelijkertijd ook een goed
doel kunnen steunen.
D
graag een prijs willen winnen, zodat ze het gewonnen geld kunnen
doneren aan een goed doel.
Slide 10 - Quizvraag
We gaan door naar tekst 4
Scholen worstelen nog met schermpjes in de klas
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Hoe wordt de tekst ‘Scholen worstelen nog met schermpjes in de klas’ vooral ingeleid in alinea’s 1, 2 en 3 samen?
A
door een samenvatting van de tekst te geven
B
door een voorbeeld bij het onderwerp van de tekst uit te werken
C
door een waarschuwing bij het onderwerp te geven
D
door het centrale probleem van de tekst te benoemen
Slide 13 - Quizvraag
In alinea 3 zegt Geurts dat leerlingen sinds de invoering van de telefoontas actiever zijn en meer aandacht voor de les hebben. Hiervoor wordt bewijs aangevoerd. Citeer de zin uit alinea 1, 2 of 3 waarin dit ‘bewijs’ het duidelijkst naar voren komt.
Slide 14 - Open vraag
In alinea 5 komt leerling Rixte aan het woord. Welk probleem maakt de schrijver met het voorbeeld van Rixte vooral duidelijk? Rixtes voorbeeld maakt vooral duidelijk
A
dat de afleiding van de telefoon of iPad tijdens de les wel meevalt.
B
dat de leraar meer rond moet lopen tijdens de les om te controleren.
C
dat je tijdens de les snel andere dingen kunt doen op digitale
apparaten.
D
dat leerlingen in de les graag gebruikmaken van Snapchat en
Instagram.
Slide 15 - Quizvraag
Welke uitspraak over alinea 6 is waar?
A
Als mensen twee informatieverwerkende processen tegelijkertijd
uitvoeren, dan doen ze dat langzamer en minder goed.
B
Als mensen twee informatieverwerkende processen tegelijkertijd
uitvoeren, dan verliezen ze geen snelheid of nauwkeurigheid.
C
Kinderen konden vroeger beter multitasken dan nu en waren daarin
toen ook sneller en nauwkeuriger.
D
Kinderen van nu kunnen beter multitasken dan vroeger en zijn daarin
ook sneller en nauwkeuriger.
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het verband tussen alinea 7 en de laatste zin van alinea 6?
A
Alinea 7 en de laatste zin van alinea 6 vormen een opsomming.
B
Alinea 7 en de laatste zin van alinea 6 vormen een tegenstelling.
C
Alinea 7 geeft de gevolgen bij de laatste zin van alinea 6.
D
Alinea 7 geeft een uitleg bij de laatste zin van alinea 6.
Slide 17 - Quizvraag
In alinea 13 schetst Van Domselaar twee uitersten als het om technologie in het klaslokaal gaat. Welke twee uitersten zijn dit?
Slide 18 - Open vraag
Wat maakt Van Domselaar duidelijk met de zin “Vroeger las ik bij bepaalde leraren ook hele jaargangen Donald Duck in de les.”? (regels 159-161)
A
dat de leraar er zelf verantwoordelijk voor is dat de leerlingen in de les
opletten
B
dat de leraren vroeger ook nooit doorhadden wat je precies deed
tijdens de les
C
dat een iPad in de les net zo afleidend is als de Donald Duck lezen
tijdens de les
D
dat er vroeger meer afleiding in de les te vinden was dan
tegenwoordig
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het belangrijkste doel van deze tekst? De tekst wil de lezer
A
ervan overtuigen dat het belangrijk is om minder te multitasken, zowel
op school als in het dagelijkse leven.
B
ervan overtuigen dat telefoontassen een goede oplossing zijn voor de
problemen met het gebruik van de mobiele telefoon in de les
C
informeren over problemen die scholen in de les ondervinden met
nieuwe technologieën en mogelijke oplossingen hiervoor.
D
informeren over de telefoontas, die door steeds meer scholen gebruikt
wordt in de les.
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een belangrijke conclusie van deze tekst? Scholen hebben moeite met het gebruik van digitale apparaten in de klas
A
en kiezen dan ook voor een verbod daarvan in het lokaal.
B
en vinden dat de docenten hier zelf strenger tegen moeten optreden.
C
maar hebben de oplossing gevonden in de telefoontas.
D
maar hebben een mogelijke oplossing gevonden in de telefoontas.
Slide 21 - Quizvraag
Voor wie is deze tekst vooral bestemd?
A
voor mensen die geïnteresseerd zijn in het probleem van afleiding
door digitale apparaten op scholen
B
voor jongeren die tijdens de les veel met digitale apparaten bezig zijn
C
voor leraren die veel last hebben van het gebruik van digitale
apparaten in de les
D
voor ouders van jongeren die tijdens de les veel met digitale
apparaten bezig zijn