In al. 3 zegt Geurts dat leerlingen sinds de invoering van de telefoontas actiever zijn en meer aandacht voor de les hebben.
Citeer de zin uit alinea 1, 2 of 3 waarin dit ‘bewijs’ het duidelijkst naar voren komt.
A
Het bevalt … zegt Geurts. (r. 1)
B
Leerlingen zijn … de les. (r. 2)
C
In een … maken hebben. (r. 4)
D
De interesse … te zijn.
(r. 5)