Hoofdstuk 1 : Natuur- en Scheikunde doen

Hoofdstuk 1 : Natuur- en Scheikunde doen
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1 : Natuur- en Scheikunde doen

Slide 1 - Tekstslide

1.1Nask is overal 
NaSk is een combinatie van de vakken Natuurkunde en Scheikunde


Slide 2 - Tekstslide

Doelen
  1. Je leert het verschil tussen natuurkunde en scheikunde.
  2. Je leert voorbeelden te benoemen van situaties waarin iets een natuurkundig of scheikundig verschijnsel is.
  3. Je leert wat natuurkundigen en scheikundigen doen.

Slide 3 - Tekstslide

Natuurkunde
De natuurkunde houdt zich bezig met het bestuderen en beschrijven van allerlei verschijnselen in de natuur.


Elektriciteit, krachten, trillingen en golven, straling, beweging en tijd

Slide 4 - Tekstslide

Scheikundige 
Bij scheikunde gaat het vooral over chemische reacties. Je onderzoekt processen waarbij uit beginstoffen nieuwe stoffen worden gevormd.

Slide 5 - Tekstslide

Wat doen Natuurkundigen

  • Onderzoek & Verbetering:
  • Focus op concepten, theorieën en technieken
  • Gebieden: Materie, straling, energie
  • Van het grootst mogelijke tot het kleinst meetbare niveau

  • Specialisaties:
  • Varieert per natuurkundige
  • Voorbeelden: Natuurrampen, menselijk lichaam, duurzame energie

  • Kernonderwerpen:
  • Licht, geluid, beweging, kracht

Slide 6 - Tekstslide

Wat doen scheikundigen
  • Eigenschappen van stoffen verklaren:
  • Gebruikt bouwstenen van de stof voor uitleg
  • Focus op kenmerken zoals kleur en geleidingsvermogen

  • Ontwerp van moleculen:
  • Creëert moleculen met speciale eigenschappen
  • Voorbeeld: Materialen voor efficiënte zonne-energie conversie

  • Bijdrage aan duurzaamheid:
  • Cruciale rol in het verduurzamen van onze wereld

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Wat zag je gebeuren in het filmpje

Slide 9 - Open vraag

Wat behandelt het vak natuur- en scheikunde (NaSk) niet ?
A
Planten en dieren
B
Mensen en technologie
C
Atomen en moleculen
D
Geluid en warmte

Slide 10 - Quizvraag

Welke van de volgende uitvindingen is het oudst?

A
Computer
B
GPS
C
Vliegtuig
D
Stoommachine

Slide 11 - Quizvraag

Waar gaat biologie over volgens een onderscheid dat veertig jaar geleden werd gemaakt?
A
Levenloze natuur
B
Organische verbindingen
C
Zowel levende als levenloze natuur
D
Levende natuur

Slide 12 - Quizvraag

Naar wie is de Nobelprijs vernoemd?

A
Isaac Newton
B
Niels Bohr
C
Galileo Galilei
D
Alfred Nobel

Slide 13 - Quizvraag

1.2 Het Prakticum lokaal
  • Je leert waarom we een practicum doen.
  • Je leert hoe je veilig kunt werken en waarom veiligheid belangrijk is.
  • Je leert enkele veiligheidsregels.
  • Je leert over gevaarpictogrammen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

gevaren pictogrammen:

-waarschuwing
voor gevaarlijke producten.

Slide 16 - Tekstslide

Veiligheid
Gevaarlijke stoffen worden in gevarenklassen ingedeeld. 
Hiernaast staan de acht belangrijkste gevaren-pictogrammen.

Dit zijn internationale symbolen zodat iedereen weet welk gevaar een bepaalde stof kan veroorzaken.

Slide 17 - Tekstslide

Brander Practicum

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen I
Leerlingen kunnen de stappen voor het veilig voorbereiden van werken met een brander opsommen en in de juiste volgorde plaatsen.
Leerlingen kunnen de werking en het gebruik van de gasregelknop, luchtregelschijf en gaskraan bij een brander uitleggen.
Leerlingen kunnen de brander veilig aansteken en de vlam correct reguleren.
Leerlingen kunnen de verschillen tussen de gele en blauwe vlam identificeren en beschrijven.
Leerlingen kunnen experimenten uitvoeren met een reageerbuis boven de vlam en de waarnemingen noteren.
Leerlingen kunnen de effecten van het aanpassen van de luchtregelschijf op de vlam beschrijven in termen van kleur, grootte, vorm en geluid.

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen II

Leerlingen kunnen de brander op een veilige manier uitzetten en de stappen hiervoor in de juiste volgorde plaatsen.

Leerlingen kunnen de reden uitleggen waarom de kleur van de vlam van een campingbrander blauw is.

Slide 20 - Tekstslide

Veiligheidsregels
Tijdens een prakticum altijd....
  • Labjas aan
  • Veiligheidsbril op
  • Haarelastiekjes in






  • Tassen achter in de klas
  • Niet rennen in het lokaal
  • Niet eten in het lokaal

Slide 21 - Tekstslide

De brander
Hoe steek je de brander aan?

Slide 22 - Tekstslide

Je kunt de werking van de brander uitleggen.
De brander
Probeer voor jezelf de 5 stappen op te schrijven om de brander aan te steken.
timer
3:00

Slide 23 - Tekstslide

Je kunt de werking van de brander uitleggen.
De brander

Slide 24 - Tekstslide

Je kunt de werking van de brander uitleggen.
De brander
De brander uit doen: 
  1. Draai de luchtregelring dicht. 
  2. Draai de gasregelknop dicht.
  3. Draai de gaskraan op je tafel dicht.

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag
Bij het opruimen alles netjes terug plaatsen. Het lokaal moet net zo netjes als je het gevonden hebt. 

Slide 26 - Tekstslide

1.3 Meten

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoelen

Leerlingen kunnen uitleggen wat een grootheid is en kunnen voorbeelden geven van verschillende grootheden (zoals massa, volume en aantal).
Leerlingen kunnen aangeven welk symbool bij welke grootheid hoort (zoals m voor massa en V voor volume).
Leerlingen begrijpen dat verschillende grootheden met verschillende meetinstrumenten gemeten worden.
Leerlingen kunnen benoemen welk meetinstrument bij welke grootheid hoort (zoals een weegschaal voor massa en een maatcilinder voor volume).
Leerlingen begrijpen het concept van een eenheid en weten dat elke grootheid een specifieke eenheid heeft.

Slide 28 - Tekstslide

Leerlingen kunnen uitleggen wat het Système International (SI) is en het belang van internationale afspraken rondom eenheden.
Leerlingen kennen de afkortingen voor verschillende eenheden (zoals g voor gram en kg voor kilogram).
Leerlingen begrijpen het concept van voorvoegsels in het kader van grote en kleine getallen (zoals kilo- in kilometer).
Leerlingen weten dat eenheden onderling omgerekend kunnen worden en begrijpen dat dit voor sommige grootheden anders werkt.
Leerlingen begrijpen het belang van het kiezen van het juiste meetinstrument op basis van nauwkeurigheid, meetbereik en praktische omstandigheden.

Slide 29 - Tekstslide

Leerlingen kunnen het concept van een schaaldeel uitleggen en weten dat dit de nauwkeurigheid van een meetinstrument bepaalt.
Leerlingen begrijpen wat een meetbereik is en kunnen voorbeelden geven van verschillende meetbereiken voor verschillende meetinstrumenten.
Leerlingen kunnen praktische methodes uitleggen om bepaalde grootheden te meten, zoals het gebruik van de onderdompelmethode om het volume van een steen te bepalen.

Slide 30 - Tekstslide

Je weet wat grootheden zijn
Grootheid = alles wat je kunt meten.

Slide 31 - Tekstslide

Welke grootheden
ken je allemaal?

Slide 32 - Woordweb

De lengte van de tafel meet je op met een meetlint.

Wat is een grootheid in de bovenstaande zin?
A
meetlint
B
tafel
C
lengte
D
op meten

Slide 33 - Quizvraag

De tijd die de klok weergeeft is 8 uur.

Wat is de grootheid in de zin?
A
De tijd
B
De klok
C
8 uur
D
weergeven

Slide 34 - Quizvraag

Je weet wat een eenheid is.
Ik heb gister een rondje hardgelopen, ik ging wel 5.


De eenheid geeft betekenis aan het getal. 

De eenheid is de maat waarin je de grootheid meet.

Slide 35 - Tekstslide

Wat is de beste definitie van een eenheid.
A
De eenheid is een afkorting van de grootheid.
B
De eenheid geeft betekenis aan het getal.
C
De eenheid is het gene wat gemeten wordt.
D
De eenheid is de maat waarin je de grootheid meet.

Slide 36 - Quizvraag

De auto ging met een snelheid van 50 km/h door de bocht.
Wat is de eenheid?
A
snelheid
B
de auto
C
50 km/h
D
kilometer per uur

Slide 37 - Quizvraag

Zoek op in je bijlage boek wat de eenheid van massa is.
A
(kilo)gram
B
g
C
L
D
Liter

Slide 38 - Quizvraag

Het SI-stelsel
  • Système International d'unités is een lijst van 7 basiseenheden. Voorbeeld: meter [m], kilogram [kg]
  • Hiermee kan je alle andere eenheden maken door ze te combineren
  • dat noemen we een afgeleide eenheid. bijvoorbeeld: wat is de eenheid van oppervlakte?

Slide 39 - Tekstslide

Grootheden en eenheden
Grootheid:           Symbool:                 Eenheid:                         Afkorting:
massa                    m                                 kilogram                        kg
moment                M                                 newton meter             Nm
kracht                     F                                  newton                           N
lengte                     l                                    meter                              m
valversnelling     g                                  newton kilogram       N/kg
gewicht                 G                                  newton                           N   
             

Slide 40 - Tekstslide

S.I. Eenheden
S.I. = Système International d'Unitet


Slide 41 - Tekstslide

Eenheden:
Waarvan is SI de afkorting?
A
Social internet
B
Systeme international
C
Schoen inpakken
D
Stelsel internationaal

Slide 42 - Quizvraag

voorvoegsels
voorvoegsels heten voorvoegsels omdat ze altijd voor de eenheid staan. 

De betekenis van de voorvoegsels is altijd hetzelfde. 

Slide 43 - Tekstslide

Eenheden omrekenen
De voorvoegsels kun je voor alle eenheden zetten






Slide 44 - Tekstslide

Voorvoegsels eenheden

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide