reg.ww-er bijv. parler = sprekenPRÉSENTje parle = ik spreek
tu parles = jij spreekt
il/elle/on parle = hij/zij/men ...
nous parlons = wij spreken
vous parlez = jullie/u ...
ils/elles parlent = zij spreken
PASSÉ COMPOSÉ (PC=2)j'ai parlé = ik heb gesproken
tu as parlé = jij hebt gesproken
il/elle/on a parlé = hij/zij/men ...
nous avons parlé = wij hebben
vous avez parlé = jullie/u heeft .
ils/elles ont parlé = zij hebben ..