DHA3A Regelmatige werkwoorden+haben en sein 2 Kapitel 1

• Duits
• Middelbare school
• vmbo, mavo
• Leerjaar 3

haben sein verleden tijd + werden

Finde die richtige Verbform von haben und sein
…. ( was) du gestern in der Schule?

1. wart
2. war
3. seid
4. warst

Peter ..... (haben) gestern seine Bücher vergessen.

1. hast
2. hattest
3. habe
4. hatte

Wat is de juiste vorm van haben of sein?
Wie alt ... du vor zwei Jahren?

1. waren
2. wart
3. warst
4. war

haben of sein (v.t.).

Wo _____ du im Sommer?

1. warst
2. hattest
3. hatte
4. wurdest

haben of sein (v.t.).

Wir ______ eine Grillparty am Strand?

1. waren
2. hatte
3. hatten
4. wurden

GEBRUIK EEN VORM VAN "HABEN"OF "SEIN"

Ihr .... gut gearbeitet. (hebben)

1. habt
2. haben
3. hat
4. hast

Wat is de juiste vorm van haben of sein?
"Wir [...] morgen Wochenende."

1. hast
2. haben
3. sind
4. ist

Wat is de juiste vorm van haben of sein?
Wie alt ... du?

1. hast
2. habe
3. bist
4. bin

Lesdoel bereikt
haben en sein im Präsens (tegenwoordige tijd), Präteritum (verleden tijd) und Perfekt (voltooide tijd)

1. Ja, ik kan het!
2. Nee, ik snap het niet!
3. Nog een beetje leren... en dan komt het goed!
4. Ja, ik denk het wel!

"Ich werde das machen."
werde =

1. worden
2. zullen

Welke betekenis heeft werden?
Ich werde morgen abgeholt.

1. worden
2. zullen

Was _________ (werden) er?

1. werden
2. wird
3. werdet
4. werde

er (werden)

1. er wirt
2. er werdet
3. er wird

werden
u wordt

1. sie werden
2. Sie wird
3. Sie werden

Alles .................... (werden) neu!

1. wirst
2. werdet
3. werden
4. wird

VWO

vragen voor de vwo leerlingen

Präteritum
werden (worden)

1. wir würden
2. wir wurden

Werden = zullen/ worden
Wat is de verleden tijd van 'werden'?

1. würden
2. wurden
3. waren
4. geworden

jullie werden

1. ihr wurdet
2. ihr werdet
3. Sie wurden

Präteritum
werden (worden)

1. er werdet
2. wir wurdet
3. er wurde
4. ihr wurdst

Welche Funktion hat werden?
Ich werde euch erzählen
was passiert ist.

1. worden
2. zullen

Wat is de correcte verleden tijds vorm?
> ihr [baden]

1. bade
2. badet
3. badete
4. badetet

Wat is de verleden tijd van lernen?

1. lernen
2. lernten
3. lornen
4. liernten

Hoe vervoeg je een sterk werkwoord in de verleden tijd? (Präteritum)

1. stam tegenwoordige tijd + basisuitgangen
2. stam + feesttenten
3. stam verleden tijd + basisuitgangen
4. ge + stam + t

Ik kan zwakke werkwoorden in de verleden tijd vervoegen

1. Wat zijn zwakke ww überhaupt?
2. Nee, ik heb meer uitleg nodig! Help!
3. Ja, maar ik heb het boek af en toe nog nodig.
4. Ik weet precies wat ik moet doen!

Wat is de correcte verleden tijds vorm?
> er [arbeiten]

1. arbeitet
2. arbeitete
3. arbeitetet
4. arbeite

Ik begrijp hoe je de verleden tijd van de zwakke werkwoorden maakt

1. ja
2. nee
3. een beetje