8.7: De broek, een broek

8.7: De broek, een broek
Aan het einde van de les kan je in plaats van de lidwoorden 'een' in een zin gebruiken. 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

8.7: De broek, een broek
Aan het einde van de les kan je in plaats van de lidwoorden 'een' in een zin gebruiken. 

Slide 1 - Tekstslide

Maak een zin.
timer
1:00

Slide 2 - Open vraag

Schrijf het adres op de kaart
Breda
4818 JA
Bierkade 18
Anna de Vries

Slide 3 - Sleepvraag

Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: 
de, het, een.

De en het -> bepaald lidwoord.
een -> onbepaald lidwoord.




Slide 4 - Tekstslide

De 
Veel woorden beginnen met De. 
de tas - de broek - de vrouw - de jongen - de vraag

Slide 5 - Tekstslide

Het
Sommige woorden beginnen met Het. 
Het boek - het kind - het raam - het antwoord

Slide 6 - Tekstslide

'een'
'een' is een onbepaald lidwoord.
Je gebruikt het als je iets in het algemeen wilt zeggen.

Zin: Wij spelen een wedstrijd. 

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je GEEN een?
Woorden in meervoud hebben GEEN een. 
Zin: Ik koop broeken.
Woorden die je niet kunt tellen. 
Zin: Ik drink water. 

Slide 8 - Tekstslide

Welke zin is goed?
A
In het huis staat bank.
B
In het huis staat een bank.
C
In huis staat een bank.
D
In het huis staat bank.

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Ik doe een suiker in de koffie.
B
Ik doe suiker in koffie.
C
Ik doe suiker in de koffie.
D
Ik doe de suiker in koffie.

Slide 10 - Quizvraag