Quiz eindexamen 24

Quiz eindexamen Nederlands
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Quiz eindexamen Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Wat neem je mee naar het eindexamen?
A
Pen en schrift
B
Woordenboek en aantekeningen
C
Pen en woordenboek
D
Woordenboek

Slide 2 - Quizvraag

Hoe kun je jezelf voorbereiden op het examen?
A
Oefenen en leerstof bestuderen
B
Leren
C
Dat kun je niet
D
Leerstof doornemen

Slide 3 - Quizvraag

Waaruit bestaat het eindexamen Nederlands?
A
Spelling & grammatica, leesteksten en schrijfopdracht
B
Schrijfopdrachten en leesteksten
C
Leesteksten, kijk- en luisteren en schrijfopdracht
D
Leesteksten en kijk- en luisteren

Slide 4 - Quizvraag


Tekstdoel van dit leesboek?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren
D
Overtuigen

Slide 5 - Quizvraag

Welk signaalwoord geeft een tegenstelling aan?
A
want
B
omdat
C
en
D
maar

Slide 6 - Quizvraag

Sleep de verbanden naar de juiste signaalwoorden
timer
1:00
maar, daarentegen
Bijvoorbeeld, neem nou
Ten eerste, als laatste, ABC
Eerst, vervolgens, daarna
Doordat, waardoor
Tijdsvolgorde
Oorzaak- gevolg
Opsomming
Tegenstelling
Voorbeeld

Slide 7 - Sleepvraag

'De grote ... huis gaat.' (Regels 4-5)
A
Dit citaat is goed
B
Dit citaat is fout

Slide 8 - Quizvraag

Op welke manier kan een tekst niet worden ingeleid?
Door ….
A
Een deskundige voor te stellen
B
De aanleiding te geven voor het schrijven van de tekst
C
Een conclusie te trekken
D
Een voor de tekst belangrijke vraag te stellen

Slide 9 - Quizvraag

Sleep het juiste tekstdoel naar het juiste plaatje.

Informeren
Amuseren

Activeren
Overtuigen

Slide 10 - Sleepvraag

Wat wil men weten als er wordt gevraagd naar de aanleiding van het schrijven van de tekst?
A
Hoe de schrijver op het idee is gekomen om de tekst te gaan schrijven
B
Voor wie de tekst bedoeld is (publiek)
C
Wat het doel is van de tekst
D
Welke tekstsoort het is

Slide 11 - Quizvraag

Een artikel bestaat uit 7 alinea’s. Welke alinea’s vormen hoogstwaarschijnlijk het middenstuk?
A
1 t/m 7
B
2 t/m 7
C
2 t/m 6
D
3 t/m 5

Slide 12 - Quizvraag

Wat moet je doen als je een tussenkopje moet bedenken voor meerdere alinea’s?
A
Kijken waar de eerste alinea over gaat
B
Kijken waar de hele tekst over gaat
C
Zoeken naar de hoofdgedachte van de tekst
D
Kijken naar de overeenkomst tussen de alinea's

Slide 13 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort NIET bij het redengevend tekstverband?

A
daarom
B
want
C
omdat
D
daarmee

Slide 14 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort NIET bij het tekstverband OPSOMMING?

A
bovendien
B
zoals
C
verder
D
ook

Slide 15 - Quizvraag

welke signaalwoorden horen niet bij elkaar?
A
Maar, daarentegen, echter
B
Op voorwaarde dat, als… dan, indien
C
Waarmee, het doel is, om te
D
Ook, soms, zoals

Slide 16 - Quizvraag

De oogst is mislukt, doordat het al maanden ontzettend heet is.
Welk tekstverband (en volgorde) zit in deze zin?
A
gevolg - oorzaak
B
oorzaak - gevolg
C
middel - doel
D
doel - middel

Slide 17 - Quizvraag

Als er gevraagd wordt naar het (tekst)verband tussen alinea 3 en 4, waar ga je dan als eerste kijken?
A
In de eerste zin van alinea 3
B
In de laatste zin van alinea 3
C
In de eerste zin van alinea 4
D
Je leest gewoon het hele stuk door.

Slide 18 - Quizvraag

Welke uitspraak is subjectief, dus een mening?
A
Er wonen in Dubai 2,1 miljoen mensen.
B
In Dubai kun je in de zomer niet buiten voetballen.
C
De meeste inwoners van Dubai komen uit India.
D
In Dubai staat de hoogste toren van de wereld.

Slide 19 - Quizvraag

Welke uitspraak is objectief, is dus een feit?
A
Ik vind PSV een leuke club.
B
Ik hoop dat PSV ieder jaar kampioen wordt.
C
Ajax is de landskampioen van 20/21.
D
Ajax is de beste club van de wereld!

Slide 20 - Quizvraag

Disney neemt afscheid van de klassieke eigenschappen van de sprookjesprinses.

Rapunzel
afscheid disneyprinsessen
onderwerp
deelonderwerp
hoofdgedachte

Slide 21 - Sleepvraag

Op welke manier moet je je zakelijke mail beginnen?

A
Deze mail schrijf ik u, omdat...
B
Geachte meneer Dijkstra,
C
Mijn naam is Jan Koopmans en ...
D
Met vriendelijke groet,

Slide 22 - Quizvraag

Wat moet je absoluut wel doen bij het schrijven van een zakelijke e-mail (er zijn meerdere antwoorden goed)?

A
invullen van het onderwerp
B
alinea-verdeling
C
witregels
D
afsluiting

Slide 23 - Quizvraag

Welke aanhef van een zakelijke e-mail is juist als je de naam van de geadresseerde niet weet?
A
Geachte heer/ mevrouw,
B
Geachte hr/vrw,
C
Geachte heer/vrouw,
D
Geachte mr/mvr,

Slide 24 - Quizvraag

Op welke manier sluit je je zakelijke brief af?
A
M.v.g. + voor- en achternaam
B
Groeten, + voor- en achternaam
C
Met vriendelijke groet, voor- en achternaam
D
Tot ziens, + voor- en achternaam

Slide 25 - Quizvraag

Wat moet je absoluut wel doen bij het schrijven van een artikel (er zijn meerdere antwoorden goed)?

A
Titel
B
Alinea-verdeling (inleiding, middenstuk en slot)
C
Voor- en achternaam onderaan artikel
D
Regel wit na de titel

Slide 26 - Quizvraag

Wat moet je weglaten bij een artikel?

A
Titel
B
Indeling in alinea's
C
Passend taalgebruik
D
Slotformule

Slide 27 - Quizvraag

Tot slot
- Je bent er klaar voor! :)
- Oefen oude examens via: 
- Zorg dat je weet wat er van je verwacht wordt bij het artikel en de zakelijke e-mail
- Schrijf je vragen op voor de facultatieve lessen
- Stuur oefenopgaves naar je docent voor feedback.

Slide 28 - Tekstslide