6.2 Hoeveel belasting betaal je?

H6 Iedereen betaalt belasting
Paragraaf 6.2 Hoeveel belasting betaal je?
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H6 Iedereen betaalt belasting
Paragraaf 6.2 Hoeveel belasting betaal je?

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we nog/al?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 6.1
  • Je kunt uitleggen waarom je loonheffing betaalt.
  • Je kunt uitleggen wat inkomstenbelasting is.
  • Je kunt uitleggen wat belastbaar inkomen, eigenwoningforfait en bijtelling is.
  • Je kunt uitleggen wat aftrekposten zijn.
  • Je kunt het belastbaar inkomen berekenen.

Slide 3 - Tekstslide

Begrippen paragraaf 6.1 
  • Aftrekposten
  • Belastbaar inkomen
  • Bijtelling
  • Eigenwoningforfait
  • Inkomstenbelasting 

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 6.2
  • Je kunt in box 1 met behulp van het schijventarief de belasting berekenen.
  • Je kunt uitleggen wat een progressief belastingtarief is.
  • Je kunt de vermogensrendementsheffing in box 3 berekenen.
  • Je kunt uitleggen wat de heffingskorting is en de verschuldigde inkomstenbelasting berekenen.

Slide 5 - Tekstslide

Schijventarief
  • De belasting in box 1 bereken je met het schijventarief.
  • In het schijventarief is je belastbaar inkomen over twee schijven verdeeld. 
  • De meeste inkomens vallen in schijf 1, alles wat je meer verdient wordt belast in schijf 2.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Progressief belastingtarief
  • Het tarief in schijf 2 is hoger dan in schijf 1, waardoor mensen met een hoger inkomen in verhouding meer belasting betalen dan mensen met een lager inkomen.
  • Dit noemen we een progressief belastingtarief.
  • Het omgekeerde is een degressief belastingtarief.
  • In sommige landen is een proportioneel tarief (vlaktaks) hierbij is sprake van 1 belastingpercentage.

Slide 8 - Tekstslide

Vermogen belasten
  • Box 3 is voor mensen die vermogen hebben. Vermogen bestaat uit spaargeld en beleggingen, met aftrek van schulden.
  • Je betaalt belasting over het rendement van je vermogen, dit noemen we rendementsheffing
  • Over het eerste deel vermogen betaal je geen belasting, dit is het heffingsvrij vermogen. Alles wat je meer hebt is je belastbaar vermogen.
  • De overheid gaat ervan uit dat je een bepaald percentage verdient aan je spaargeld of belegging. Dat is het fictief rendement. In box 3 betaal je belasting over het fictief rendement van je belastbaar vermogen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Heffingskorting
Van het bedrag dat je in box 1 en 3 berekend hebt, mag je de heffingskorting aftrekken.
Dat is een korting op de inkomstenbelasting.
Na aftrek van de heffingskorting blijft het bedrag over dat je aan belasting moet betalen.
Er zijn verschillende heffingskortingen:
  • Voor iedereen geldt er een algemene heffingskorting.
  • Voor werkenden geldt een arbeidskorting.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Je kunt nu
  • Je kunt in box 1 met behulp van het schijventarief de belasting berekenen.
  • Je kunt uitleggen wat een progressief belastingtarief is.
  • Je kunt de vermogensrendementsheffing in box 3 berekenen.
  • Je kunt uitleggen wat de heffingskorting is en de verschuldigde inkomstenbelasting berekenen.

Slide 13 - Tekstslide

Begrippen paragraaf 6.2
  • Fictief rendement
  • Heffingskorting
  • Heffingsvrij vermogen
  • Progressief belastingtarief
  • Schijventarief
  • Vermogen
  • Vermogensrendementsheffing

Slide 14 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opdrachten 6.2: 2, 4, 6, 7, 8 en 9 RO: 7, 8 en 19 
Maken Rekenopdrachten: 7, 8 en 19
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 6.2
Veel goed? -> Maken plusopdrachten 6.2
 

timer
25:00

Slide 15 - Tekstslide