Oefening 22

Spelling
Werkwoorden
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling
Werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

1. Het was al weken koud weer en het mis()e steeds.

- enkelvoudige of samengestelde zin?
- wat voor soort werkwoord? 

Slide 2 - Tekstslide

Het was al weken koud weer en het mis()e steeds.
Tijdproef: Het is al weken koud en het mist steeds. 

- enkelvoudige of samengestelde zin?
- wat voor soort werkwoord? 

Slide 3 - Tekstslide

Het was al weken koud weer en het mis()e steeds.
Tijdproef: Het is al weken koud en het mist steeds. 

- enkelvoudige of samengestelde zin?
- wat voor soort werkwoord? > Het werkwoord verandert en is dus een persoonsvorm. 

Slide 4 - Tekstslide

Het was al weken koud weer en het mis()e steeds.
> zin staat in de verleden tijd (vt)
                                                  > hele ww: misten
Ev: stam + de                     
    : stam + te ('t ex-kofschip

> Het was al weken koud weer en het mistte steeds. 

Slide 5 - Tekstslide

2. De voetbalclub beston() vijfentwintig jaar.

Enkelvoudige of samengestelde zin?
Wat voor soort werkwoord? 

Slide 6 - Tekstslide

2. De voetbalclub beston() vijfentwintig jaar.
tijdproef: De voetbalclub bestaat vijfentwintig jaar. 

Enkelvoudige of samengestelde zin? enkelvoudige zin
Wat voor soort werkwoord? 

Slide 7 - Tekstslide

2. De voetbalclub beston() vijfentwintig jaar.
tijdproef: De voetbalclub bestaat vijfentwintig jaar. 

Enkelvoudige of samengestelde zin? enkelvoudige zin
Wat voor soort werkwoord? werkwoord verandert, dus persoonsvorm. 

Slide 8 - Tekstslide

2. De voetbalclub bestond vijfentwintig jaar.
> bestaan is een sterk werkwoord, dus bestond

Enkelvoudige of samengestelde zin? enkelvoudige zin
Wat voor soort werkwoord? werkwoord verandert, dus persoonsvorm. 

Slide 9 - Tekstslide

3. Je moet veel van muziek weten als je een concert beoordeel()

enkelvoudige of samengestelde zin?
wat voor soort werkwoord? 

Slide 10 - Tekstslide

3. Je moet veel van muziek weten als je een concert beoordeel()

enkelvoudige of samengestelde zin?
> 'als' is hier een voegwoord:
- je moet veel van muziek weten
- je beoordeelt een concert 

Slide 11 - Tekstslide

3. Je moet veel van muziek weten als je een concert beoordeelt.



Slide 12 - Tekstslide

4. De naaister spel()e de broekspijpen af op de juiste lengte. 
De naaister speldde de broekspijpen af op de juiste lengte.

hele ww: spelden
V.t.: stam + de
         stam + te (t ex-kofschip)

Dus: speld+de 

Slide 13 - Tekstslide

4. De naaister spel()e de broekspijpen af op de juiste lengte. 

Slide 14 - Tekstslide

5. Pest en pokken waren vroeger de meest verbrei()e ziekten.

Slide 15 - Tekstslide

5. Pest en pokken waren vroeger de meest verbrei()e ziekten.
Pest en pokken waren vroeger de meest verbreide ziekten.

Verbrei()e zegt iets over 'ziekten'.
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord schrijf je zo kort mogelijk, dus: verbreide. 

Slide 16 - Tekstslide

6. In Oostenrijk lui() men de kerkklokken als er 's nachts een onweer losbarst. 

Slide 17 - Tekstslide

6. In Oostenrijk lui() men de kerkklokken als er 's nachts een onweer losbarst. 
In Oostenrijk luidt men de kerkklokken als er 's nachts een onweer losbarst. 

samengestelde zin.
> In Oostenrijk luidt men de kerkklokken
> 's Nachts barst er noodweer los. 

Slide 18 - Tekstslide

7. Reken maar eens uit hoeveel je bespaart als je met de bus reist?
> Reken maar eens uit hoeveel je bespaart
> Je reist met de bus. 

8. Zing je ook mee in het koortje dat mevrouw van Goor verleden jaar oprichtte?
> Zing je ook mee in het koortje?
> Mevrouw van Goor richtte dat verleden jaar op. 

9. Je kunt het beste stil blijven staan, tot die hond is bedaard (vd). 
> Je kunt het beste stil blijven staan
> die hond is bedaard 

10. Dachten jullie dat we gingen verhuizen? 
> Dachten jullie 
> we gingen verhuizen

Slide 19 - Tekstslide

11. Het lijkt (pv) me een duur grapje, als je zo vaak verhuist (pv). 
> Het lijkt me een duur grapje
> Je verhuist zo vaak. 

12. Als ik deze lap helemaal uitspreid (pv), lijkt (pv) de kleur veel mooier. 
> ik spreid deze lap helemaal uit
> lijkt de kleur veel mooier

13. Ik begrijp (pv) niet waarmee die jongen zich bemoeit (pv). 
> ik begrijp niet
> die jongen bemoeit zich 

14. De beroemde televisiekok bereidde (pv) een heerlijk gerecht. 
> bereid + de 


Slide 20 - Tekstslide

15. Frank is (pv) benoemd (vd) tot boekhouder bij de bijenkorf. 

16. Zorg (pv) dat je mijn telefoonnummer goed onthoudt (pv). 
> zorg jij (let op: gebiedende wijs, dus alleen pv)
> je onthoudt mijn telefoonnummer goed 

17. Velen vinden dat dit moderne gebouw het oude stadje ontsiert (pv). 
> velen vinden
> dit moderne gebouw ontsiert het oude stadje. 

18. Het jonge stel richtte (pv) het huis heel gezellig in. 

19. Toen Bianca uit het ziekenhuis kwam, was (pv) ze nog niet helemaal hersteld (vd).
> Bianca kwam uit het ziekenhuis
> Was ze nog niet helemaal hersteld? 
 

Slide 21 - Tekstslide

20. Een goed verlichte (bn) tuin beschermt (pv) tegen inbraak. 

21. Jan bloedde (pv) hevig uit zijn neus. 

22. Omdat we zelf naar het buitenland gaan, hebben we ons zomerhuisje verhuurd (vd).
> We gaan zelf naar het buitenland.
> Hebben we ons zomerhuisje verhuurd? 

23. De Nijl mondt (pv) uit in de Middellandse zee. 

24. We gaan naar de bioscoop waar men deze week een griezelfilm vertoont (pv). 
> We gaan naar de bioscoop
> men vertoont deze week een griezelfilm.


Slide 22 - Tekstslide