§1 - Dynamiek op de wadden - antwoorden + herhalingsvragen

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

DYNAMIEK OP DE WADDEN

Hoe gaat het met je?

😒🙁😐🙂😃

Wat gaan we doen vandaag?

Nakijken:

 Start VRAAG: 1 & 4 

 §1 VRAAG: 1 t/m 5

Herhalen begrippen en kennis van §1

ANTWOORDEN INTRODUCTIE

VRAAG 1

a op het vasteland: het reisdoel is het eiland

 b water en wind

 c Eigen antwoord leerling

 d Eigen antwoord leerling, .

 e Onbepaald aantal landschappen gevraagd, bijvoorbeeld:

  1) duinen

  2) strand

  3) bossen

  4) kwelders

  5) (droogvallende) wadplaten

ANTWOORDEN INTRODUCTIE

VRAAG 4

Eigen antwoord leerling, bijvoorbeeld:

 water: Start, figuur 4, figuur 5, figuur 7, figuur 11

 wind: figuur 1, figuur 11

 ijs:  figuur 6, figuur 10

1 a A Texel

  B Vlieland

  C Terschelling

  D Ameland

  E Schiermonnikoog

 b Wieringen

 c Rottumeroog

 d Zie W2.

 e Bij eb, omdat er sprake is van droogvallende grond bij laagwater (zie legenda).

2 a 1 vanuit het westen

       2 vanuit het zuiden

 b ongeveer 6 uur

 c De (zuidelijke) Noordzee is een soort trechter, waarin het water wordt opgestuwd. Die situatie is er niet bij Den Helder.

 d kleiner / groter, omdat het opkomende water vanuit het westen bij Delfzijl wordt opgestuwd (Eems/Dollard + ligging in Duitse Bocht). Hoe verder naar het oosten, hoe groter het getijverschil.

3 a Zie W3.

 b zuidwest

 c De overheersende richting van de zeestromen en het zandtransport is naar het waddengebied toe. Er is daar sprake van een aanvoer van water en zand.

 d Zie W4.

4 a In de zeegaten en de geulen.

 b Omdat het water sneller stroomt. Dan bezinken alleen de zwaardere deeltjes.

 c Dan stroomt het water niet of nauwelijks omdat de vloedstromen uit twee geulen samenkomen.

 d/e Zie W5.

5 a figuur 1 (duinen, strand): aan de Noordzeekant van Schiermonnikoog

  figuur 4 (zandbanken): aan de westkant van Schiermonnikoog, langs het zeegat

  figuur 5 (kwelder met slenk en duinen op de achtergrond): aan de Waddenzeekant van Schiermonnikoog, in het oosten van het eiland (oostelijk van de Banckspolder)

 b op het eiland: bossen, polder; in de Waddenzee: (droogvallend landschap): wadplaat met prielen

d A zandstrand

   B duinen

   C kwelder

   D slenk

   E priel

  F wadplaat (droogvallend)

  G geul

  H (zee)dijk

  I polder

Zijn er opdrachtenwaar je nog extra uitleg over wilt?
Zo ja! Welke?

Wat vind je nog lastig aan §1

Welk begrip past bij de plekken die zijn aangegeven met 'A'

1. Zeegat
2. Geul
3. Springtij
4. Priel

Waardoor ligt ten
zuiden van het eiland
een wadplaat?

1. Vanwege wantij
2. Vanwege een priel
3. Vanwege een slenk
4. Vanwege een geul

Welk begrip hoort hierbij: Een begroeid stuk land dat direct aan zee grenst en alleen bij hoge vloed overstroomt

1. Slenk
2. Kwelder
3. Duinen
4. Priel

Door welke 2 elementen zijn de wadden gevormd?

1. Water, wind
2. Wind, vuur
3. Water, zand
4. Wind, zand

Kenmerkend voor wadden is ...

1. veel sedimentatie en ze vallen droog
2. veel sedimentatie en altijd onder water
3. veel erosie en ze vallen droog
4. veel erosie en altijd onder water

Hoe noem je het water dat je op de foto ziet?

1. geul
2. priel
3. kwelder
4. wantij

Een keer in de drie weken is het extra hoog water dat heet springtij

1. Waar
2. Niet waar

Aan de Noordzee kant van het eiland ligt een kwelder

1. Waar
2. Niet waar

Zijn de begrippen geland in je hoofd?

JA

NEE

MWAH