Les 3

Arm en Rijk
Les 1
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Arm en Rijk
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Binnenkomst + absentie (3 min)
Herhaling (10 min)
Introductie (5 min)
Leerdoelen (2 min)
Uitleg (10 min)
Aan het werk (20 min)
Afsluiting (10 min)

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling
Beantwoord de volgende 5 vragen op je wisbordje ->
1. Welvaart gaat over ....
2. Welvaart meten we met behulp van ...
3. Dit betekent ....
4. We kunnen de wereld nu indelen in drie groepen, namelijk a...., b... en c...
5. Nederland behoort tot de groep van de ....

Maar welvaart alleen zegt niet alles over hoe het in een land gaat. 
Beantwoord nu de volgende vragen op je wisbordje ->
1. Welzijn gaat over ...
2 . Welzijn meet je door te kijken naar a...., b.... en c....

Slide 3 - Tekstslide

Wat zie je/ waar denk je aan bij deze afbeelding? 

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je
1. het verschil uitleggen tussen de formele en de informele economie;
2. uitleggen wat er bedoeld wordt met het begrip 'scharreleconomie';
3. landen indelen op basis van welvaart en werkgelegenheid;
4. verschillen in regionale ongelijkheid aflezen op een kaart;

Slide 5 - Tekstslide

Scharreleconomie
De economie van landen kun je in twee stukken verdelen:
- Formele economie = mensen die een legale baan hebben waarover zij belasting betalen. We noemen dit ook witwerk.
- Informele economie = mensen die geen legale baan hebben en daarover dus ook geen belasting betalen. We noemen dit ook zwartwerk.
Hoe armer een land hoe groter vaak de informele economie is.

De informele economie wordt ook wel scharreleconomie genoemd.
Mensen die in de scharreleconomie werken hebben vaak los-vaste baantjes (=dan weer dit, dan weer dat) die niet zoveel geld opleveren. Wanneer je geen werk hebt krijg je ook geen uitkering.

Slide 6 - Tekstslide

Scharreleconomie
Geen scharreleconomie
Schoenpoetser
Caissière
Buschauffeur
Limonade kraampje
Bank medewerker
Spullen verkopen op de koningsdag markt

Slide 7 - Sleepvraag

Weten we het nog?
Waar werken de meeste mensen in de landbouw?
A
Koplopers
B
Volgers
C
Achterblijvers

Slide 8 - Quizvraag

Weten we het nog?
Waar werken de meeste mensen in de industrie?
A
Koplopers
B
Volgers
C
Achterblijvers

Slide 9 - Quizvraag

Weten we het nog?
Waar werken de meeste mensen in de dienstensector?
A
Koplopers
B
Volgers
C
Achterblijvers

Slide 10 - Quizvraag

Werkgelegenheid
In de groep achterblijvers werken veel mensen in de landbouw = boeren
In de groep volgers werken veel mensen in de industrie = fabrieken
In de groep koplopers werken veel mensen in de diensten = helpen van andere mensen
      Diensten zijn bijvoorbeeld: docenten, kappers, taxichauffeur, vakkenvuller, enz.

Slide 11 - Tekstslide

Bedenk zelf nog twee beroepen die vallen onder de dienstensector.

Slide 12 - Open vraag

Regionale ongelijkheid
Informele sector
Formele sector
Officiële deel van de economie. Hier wordt belasting over betaald.
Grote verschillen in inkomen tussen groepen mensen.
Niet officiële economie. Ook wel scharreleconomie genoemd.

Slide 13 - Sleepvraag

Aan het werk- groep 1

Wat: 
- bekijk de kaart en maak de opdrachten
- paragraaf 4.1 vraag 1 + 2 + 5
- paragraaf 4.3 vraag 1 + 2 + 4 + 5

Hoe: in groepjes

Hulp: tekstboek 4.1 en 4.3  + groep

Tijd: 15 minuten

Klaar: beantwoorden leerdoelen
Aan het werk- groep 2

Wat: 
- bekijk de kaart en maak de opdrachten
- paragraaf 4.1 vraag 1 + 2
- paragraaf 4.3 vraag 1 + 4 + 5

Hoe: in groepjes 

Hulp: tekstboek 4.1 en 4.3 en docent.

Tijd: 15 minuten

Klaar: beantwoorden leerdoelen
timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

Afronding
Wat hebben we geleerd?
Hoe hebben we meegedaan?
Huiswerk

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je
1. het verschil uitleggen tussen de formele en de informele economie;
2. uitleggen wat er bedoeld wordt met het begrip 'scharreleconomie';
3. landen indelen op basis van welvaart en werkgelegenheid;
4. verschillen in regionale ongelijkheid aflezen op een kaart;

Slide 16 - Tekstslide

Wat moeten we nu echt weten?
1. De economie kun je verdelen in 2 stukken, namelijk ..... en .....
2. De eerste wordt ook wel witwerk genoemd omdat je .... werkt en daarover .... betaald.
3. De tweede wordt ook wel zwartwerk genoemd omdat je .... werkt en daarover geen ... betaald.
4. Een andere naam voor dit tweede deel van de economie is ....
5. Voorbeelden van beroepen in dit deel van de economie zijn bijvoorbeeld a..., b... en c...
6. Als er binnen landen gebieden zijn die rijker en armer zijn, dan noemen we dit ....

7. In de koplopers werken veel mensen in de .... sector.
8. In de volgers werken veel mensen in de ...
9. In de achterblijvers werken veel mensen in de ...


Slide 17 - Tekstslide

Hoe heb ik deze les meegedaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Huiswerk
Groep 1
- paragraaf 4.1 vraag 1 + 2 + 5
- paragraaf 4.3 vraag 1 + 2 + 4 + 5

Groep 2
- paragraaf 4.1 vraag 1 + 2
- paragraaf 4.3 vraag 1 + 4 + 5

Slide 19 - Tekstslide