Herhaling werkwoordspelling + uitleg hoofdletters

Herhaling werkwoordspelling + uitleg hoofdletters 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling werkwoordspelling + uitleg hoofdletters 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel 1: ik kan werkwoorden op de juiste manier spellen


Leerdoel 2: ik weet wanneer ik een hoofdletter moet plaatsen

Slide 2 - Tekstslide

Weet je nog?
Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 3 - Open vraag

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van winkels
B
Familienamen
C
Namen van maanden
D
Namen van musea

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van feestdagen
B
Namen van jaargetijden
C
Namen van personen
D
Namen van bedrijven

Slide 5 - Quizvraag

Zo gebruik je HOOFDLETTERS
  • aan het begin van een zin: Het feest duurt tot tien uur.
  • als de zin met ’s begint, verschuift de hoofdletter: ’s Middags eet ik brood.
  • bij namen: Stan Mol, Turfstraat, Apeldoorn, SP, Ford, Kerstmis, Puma.
  • bij woorden die van namen zijn gemaakt: Oost-Europese, Chinese.

Slide 6 - Tekstslide

Nieuwe zin
Een nieuwe zin begin je met een hoofdletter. Als de zin begint met een apostrof (een hoge komma) schrijf je het tweede woord met een hoofdletter. Voorbeelden:
  • Ik ga vandaag naar school.
  • Mijn oma belde vanmiddag.
  • 's Morgens ga ik altijd douchen.
  • 's Avonds kijk ik meestal televisie.

Slide 7 - Tekstslide

Namen van personen, plaatsen, landen, straten, provincies, gebergtes en rivieren begin je met een hoofdletter.
Namen van onder andere personen, plaatsen, landen, straten, provincies, gebergtes en rivieren begin je met een hoofdletter. In een achternaam zit soms een woord als 'de', 'van' of 'van den': een tussenvoegsel. Na een voornaam of voorletter schrijf je tussenvoegsels NIET met een hoofdletter. Als er geen voornaam of voorletter staat schrijf je tussenvoegsels wel met een hoofdletter. 
Voorbeelden:
  • Peter woont in Amsterdam.
  • Karin is Rotterdammer.
  • Jan de Vries fietst iedere week van Amsterdam naar Hilversum.
  • De buren van mijn opa en oma heten De Bruin.
  • Karin van der Veen is een nicht van Suzanne de Boer.
Het Nederlandse bedrijf wil een vestiging openen in België.
Wij gaan deze zomer op vakantie naar Frankrijk.
Klaas woont aan Waterweg 3 in Utrecht.
De Maas komt in de provincie Limburg ons land binnen.
De Mount Everest is de hoogste berg ter wereld.

Slide 8 - Tekstslide

Heilige begrippen 
Heilige begrippen en woorden die met God te maken hebben worden met een hoofdletter geschreven. Ook volken (zoals Joden) en heilige geschriften (zoals Bijbel) worden met een hoofdletter geschreven. Voorbeelden:
  • In zes dagen schiep God de hemel en de aarde en op de zevende dag rustte hij.
  • De zoon van God heet Jezus.
  • Ik geloof in God.
  • De Bijbel lag op de preekstoel

Slide 9 - Tekstslide

GEEN HOOFDLETTERS
Let op: 

namen van dagen van de week (vrijdag), maanden (november), seizoenen (herfst) en windstreken (westen) 
krijgen GEEN hoofdletter.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Herschrijf de zin met hoofdletter(s)
marjan van straaten woont in de kordaatstraat op nummer 8

Slide 12 - Tekstslide

Antwoord
Marjan van Straaten woont in de Kordaatstraat op nummer 8

Slide 13 - Tekstslide

Herschrijf de zin met hoofdletter(s)
tijdens de golfoorlog zijn veel irakezen omgekomen

Slide 14 - Tekstslide

Antwoord
Tijdens de Golfoorlog zijn veel Irakezen omgekomen

Slide 15 - Tekstslide