Formuleren H6 - opdr. 1 en 2 - oude versie

Formuleren
Hoofdstuk 6
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Formuleren
Hoofdstuk 6

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Lesdoel: je weet wat incongruentie is en je kan het voorkomen

- Terugblik
- Huiswerk bespreken
- Opdr. 1 Formuleren H6 maken
- Uitleg theorie
- Opdr. 2 Formuleren H6 maken

Slide 2 - Tekstslide

Verbeter het woord: De docent en de leerling discussieren over het antwoord.

Slide 3 - Open vraag

Zet de zin in de verleden tijd: Tim (haten) zijn broer toen hij hem de schuld gaf.

Slide 4 - Open vraag

Zet de zin in de verleden tijd: De gebouwen (storten) in na de explosie.

Slide 5 - Open vraag

Zet de zin in de verleden tijd: Hij (baden) in het zweet toen hij wakker werd na die nachtmerrie.

Slide 6 - Open vraag

Huiswerk bespreken
Klassikaal

Slide 7 - Tekstslide

Opdr. 1 Formuleren H6 maken
- Blz. 255
- De antwoorden vul je in in LessonUp (slide 9 t/m 13)
- 5 min
- Daarna bespreken

Slide 8 - Tekstslide

Is zin 1.1 correct?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

Is zin 1.2 correct?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Is zin 1.3 correct?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Is zin 1.4 correct?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Is zin 1.5 correct?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Uitleg theorie
- Congruentie:
Bij een enkelvoudig onderwerp hoort een enkelvoudige persoonsvorm
Bij een meervoudig onderwerp hoort een meervoudige persoonsvorm

- Incongruentie:
Als het getal (= enkelvoud of meervoud) van onderwerp en persoonsvorm ongelijk is. Dat is fout. 

Slide 14 - Tekstslide

Uitleg theorie
Incongruentie kan op verschillende manieren ontstaan:
- Het onderwerp lijkt meervoudig, maar is enkelvoudig
Voorbeeld: De meerderheid van de bevolking wil/willen minder belasting betalen.
- De persoonsvorm en het onderwerp staan ver uit elkaar en daartussen staan andere zinsdelen met een ander getal dan het onderwerp
Voorbeeld: In het rapport schrijft de onderwijsinspectie dat het het gros van de scholen te veel geld in nieuwe schoolgebouwen en apparatuur investeert/investeren.
- Een meewerkend voorwerp wordt ten onrechte aangezien voor het onderwerp:
Toen de bus in de modderstroom was gestrand, werd/werden alle inzittenden (mw) verzocht het voertuig te verlaten (ow).

Slide 15 - Tekstslide

Stappenplan
Stappenplan:
1. Wat is het onderwerp?
2. Welke pv hoort daarbij?
3. Wat is het getal van het onderwerp (enkelvoud of meervoud)?
4. Wat is het getal van de pv?
5. Corresponderen deze met elkaar?
6. Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 16 - Tekstslide

Opdr. 2 Formuleren H6 maken
- Blz. 255
- Vul de antwoorden in in LessonUp (slide 18 t/m 27)
- Huiswerk

Slide 17 - Tekstslide

Vul hier het antwoord in op vraag 2.1 (blz. 255).

Slide 18 - Open vraag

Vul hier het antwoord in op vraag 2.2 (blz. 255).

Slide 19 - Open vraag

Vul hier het antwoord in op vraag 2.3 (blz. 255).

Slide 20 - Open vraag

Vul hier het antwoord in op vraag 2.4 (blz. 255).

Slide 21 - Open vraag

Vul hier het antwoord in op vraag 2.5 (blz. 255).

Slide 22 - Open vraag

Vul hier het antwoord in op vraag 2.6 (blz. 255).

Slide 23 - Open vraag

Vul hier het antwoord in op vraag 2.7 (blz. 255).

Slide 24 - Open vraag

Vul hier het antwoord in op vraag 2.8 (blz. 255).

Slide 25 - Open vraag

Vul hier het antwoord in op vraag 2.9 (blz. 255).

Slide 26 - Open vraag

Vul hier het antwoord in op vraag 2.10 (blz. 255).

Slide 27 - Open vraag