Verschillende soorten drugs: Algemene kennis

Drugs
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Drugs

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van deze les weet je meer over verschillende soorten drugs en wat het met je doet.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel van de les.

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet jij al over drugs?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Het ontstaan van drugs
Drugs bestaan al zeker 7000 jaar, misschien zelfs nog wel langer.
Alle drugs komen oorspronkelijk uit de natuur: hasj van de hennepplant, cocaïne van de cocaplant. Meestal werden de drugs vroeger als medicijn gebruikt.
Er werd bijvoorbeeld op cocabladeren gekauwd om ademhalingsproblemen te voorkomen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn drugs?
Drugs zijn stoffen die het zenuwstelsel beïnvloeden en daardoor het gedrag en de stemming van een persoon veranderen.

Slide 6 - Tekstslide

Geef een algemene definitie van drugs en leg uit dat drugs het zenuwstelsel beïnvloeden.
Er zijn verschillen in drugs

Uppers
Downers
Trippers
drugs met meerdere effecten

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem redenen om softdrugs te gebruiken

Slide 8 - Woordweb

Bij moeheid om je fitter voelen
Voor de lekkerheid en de kick
Bij onzekerheid en stoerdoenerij
Bij verveling
Erbij willen horen
Bij huiselijk geweld om je beter te voelen
Experimenteren
Als problem solver

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarom gebruiken mensen drugs?
Mensen gebruiken drugs om verschillende redenen, zoals om zich beter te voelen, te ontspannen of om sociale redenen.

Slide 10 - Tekstslide


Verschillende mensen, hebben verschillende redenen hebben om drugs te gebruiken.
Wat doet drugs met je?
A
het werkt stimulerend
B
het werkt verdovend
C
geeft een bewustzijnsverandering
D
A, B en C

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke soort drugs vertragen de hartslag en ademhaling?
A
Hallucinogene middelen
B
Verdovende middelen
C
Stimulerende middelen
D
Pijnstillers

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke soort drugs versnellen de hartslag en ademhaling?
A
Stimulerende middelen
B
Verdovende middelen
C
Hallucinogene middelen
D
Antibiotica

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat valt onder softdrugs
A
Hasj
B
MDMA
C
Wiet
D
Coke

Slide 14 - Quizvraag

Softdrugs: Wiet, khat, hasj en lijm snuiven
Harddrugs: heroïne, cocaïne, morfine, LSD en XTC

Stimulerende middelen, uppers
Stimulerende middelen worden gebruikt om de alertheid en energie te verhogen, zoals cocaïne en speed.

Slide 15 - Tekstslide

Leg uit wat stimulerende middelen zijn en geef voorbeelden van drugs die onder deze categorie vallen.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verdovende middelen, downers
Verdovende middelen worden gebruikt om pijn te verminderen en om te ontspannen, zoals opiaten en heroïne.

Slide 19 - Tekstslide

Leg uit wat verdovende middelen zijn en geef voorbeelden van drugs die onder deze categorie vallen.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slaap- en kalmeringsmiddelen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hallucinogene middelen
Hallucinogene middelen veranderen de perceptie, gedachten en emoties van een persoon, zoals LSD en paddo's.

TRIPPERS

 'Je ziet, hoort, ruikt, voelt, beleeft dingen anders dan de werkelijkheid.'

Slide 25 - Tekstslide

Leg uit wat hallucinogene middelen zijn en geef voorbeelden van drugs die onder deze categorie vallen.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de schade voor een drugsgebruiker met een verslaving?
A
Zowel fysieke als mentale schade.
B
Geen schade.
C
Sociale en financiële problemen.
D
Alleen financiële schade.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel betalen gebruikers gemiddeld voor een xtc-pil?
A
Minder dan 2 euro per pil.
B
Tussen de 2,50 en 5 euro per pil.
C
Meer dan 10 euro per pil.
D
Tussen de 5 en 10 euro per pil.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de kosten van drugs voor de samenleving?
A
Miljarden euro's per jaar.
B
Enkele honderden euro's per jaar.
C
Tientallen euro's per jaar.
D
Duizenden euro's per jaar.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de effecten van drugs op de omgeving?
A
Het kan leiden tot overlast en criminaliteit
B
Het verbetert de leefbaarheid
C
Het zorgt voor meer sociale controle
D
Het vermindert de werkdruk voor hulpverleners

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de effecten van drugs op het gedrag?
A
Het vermindert agressie
B
Het verhoogt de empathie
C
Het kan leiden tot impulsief en agressief gedrag
D
Het verbetert de sociale vaardigheden

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de effecten van drugs op de hersenen?
A
Het maakt emotioneel stabieler
B
Het vermindert stress en angst
C
Het verbetert het geheugen
D
Het kan leiden tot verslaving en geheugenproblemen

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de effecten van drugs op het lichaam?
A
Het versterkt de spieren
B
Het kan leiden tot uitdroging en vermoeidheid
C
Het kan zorgen voor een betere weerstand
D
Het verbetert de spijsvertering

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de effecten van drugs op het zenuwstelsel?
A
Het kan zorgen voor schade aan de neuronen
B
Het kan zorgen voor een betere concentratie
C
Het verbetert de werking van het zenuwstelsel
D
Het heeft geen effect op het zenuwstelsel

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Risico's van drugsgebruik
Drugsgebruik kan leiden tot gezondheidsproblemen, verslaving en andere risico's zoals risicovol gedrag en het verstoren van relaties.

Slide 38 - Tekstslide

Benadruk de risico's van drugsgebruik en leg uit hoe drugsgebruik kan leiden tot verslaving en gezondheidsproblemen.
Wat zijn de risico's van het gebruik van partydrugs?
A
Meer inzicht, betere communicatie, meer empathie en betere relaties.
B
Betere concentratie, meer energie, minder eetlust en betere stemming.
C
Oververhitting, uitdroging, uitputting en hartproblemen.
D
Minder angst, betere nachtrust, minder pijn en meer creativiteit.

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke drugs worden vaak als partydrugs gebruikt?
A
Heroïne, wiet en paddo's.
B
Valium, Ritalin en morfine.
C
XTC, speed en cocaïne.
D
LSD, ketamine en GHB.

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

partydrugs is een verzamelnaam

Het geeft energie en opgewekt gevoel
Het gebruik blijft beperkt
de inname verschilt per stad
Bedenk dat lachgas al vele slachtoffers heeft gemaakt.
Niet zo lachwekkend after all!

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conclusie
Het is belangrijk om de risico's van drugsgebruik te begrijpen en om verantwoordelijk te zijn als het gaat om drugsgebruik.

Slide 42 - Tekstslide

Herhaal het belang van het begrijpen van de risico's van drugsgebruik en benadruk het belang van verantwoordelijkheid.

Slide 43 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Samengevat
Drugs beïnvloedt het bewustzijn
Je hebt uppers, downers en trippers
Er is verschil tussen soft- en harddrugs
Er zijn kosten aan verbonden
We hebben het over de effecten van drugs gehad
Je weet waar party drugs voor staat

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 45 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 46 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.