Voortplanting

Wat moet je doen?
In deze les krijg je informatie te zien.
Daarnaast zijn er filmpjes toegevoegd die je gaat kijken.
En je gaat vragen beantwoorden.
Hiermee kun je kijken of je alles begrijpt.
Succes!
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat moet je doen?
In deze les krijg je informatie te zien.
Daarnaast zijn er filmpjes toegevoegd die je gaat kijken.
En je gaat vragen beantwoorden.
Hiermee kun je kijken of je alles begrijpt.
Succes!

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert wat primaire geslachtskenmerken zijn
Je leert wat secundaire geslachtskenmerken zijn
Je leert het voortplantingsorgaan van de man
Je leert het voortplantingsorgaan van de vrouw
Je leert wat een menstruatiecyclus is
Je leert wat innesteling is
Je leert wat bevruchting is
Je leert hoe de zwangerschap verloopt
Je leert in welke fasen een bevalling plaats vindt
Je leert welke prenatale onderzoeken gedaan worden bij zwangere vrouwen


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Waaruit bestaat sperma?
A
Zaadvocht en zaadcellen
B
Alleen zaadcellen
C
Prostaatvocht
D
Alleen zaadvocht

Slide 7 - Quizvraag

De zaadblaasjes voegen vocht toe bij de zaadcellen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Bij een erectie stroomt er veel bloed naar de penis. Welk onderdeel zorgt ervoor dat een penis stijf wordt?
A
Zaadleider
B
Urineleider
C
Prostaat
D
Zwellichamen

Slide 9 - Quizvraag

Waar worden zaadcellen gemaakt?
A
Bijballen
B
Teelballen
C
Zwellichamen
D
Prostaat

Slide 10 - Quizvraag

Hoe voorkomt een man dat hij plast tijdens een zaadlozing?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer is een vrouw vruchtbaar?
A
Als ze zin in seks krijgt
B
Als de eicellen in haar eierstokken rijpen

Slide 13 - Quizvraag

Het vrijkomen van een eicel uit de eierstok noemen we
A
Ovulatie
B
Orgasme
C
Innesteling
D
Bevruchting

Slide 14 - Quizvraag

Een eicel heeft geen celkern
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

De clitoris is het meeste gevoelige onderdeel van het vrouwelijke voortplantingsorgaan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

De dagen rond de ovulatie is de vrouw het meest vruchtbaar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Wat gebeurt er tijdens de bevruchting met de zaadcel en eicel?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Video

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Placenta
Baby krijgt voedingsstoffen via planceta (moederkoek)

Baby is verbonden met de placenta via de navelstreng

Slide 25 - Tekstslide

De bloedvaten van de baby liggen dicht bij de bloedvaten van de moeder. Hierdoor kunnen ze stoffen uitwisselen

Slide 26 - Tekstslide

Schadelijke stoffen 
Schadelijke stoffen kunnen via de placenta en navelstreng bij de baby komen.
Stoffen zoals nicotine, alcohol, medicijnen en drugs. 
Dit kan schadelijke gevolgen hebben voor de baby. Soms kan dit lijden tot een miskraam 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Wat is een andere naam voor placenta?
A
Embryo
B
Moederkoek
C
Foetus
D
Navelstreng

Slide 29 - Quizvraag

Wat kan er gebeuren als een vrouw rookt tijdens haar zwangerschap?

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Echo
Tijdens een echo kijkt de verloskundige hoe groot de baby is. Door dit op te meten kan de verloskundige kijken hoe oud de baby is kan ze uitrekenen wanneer de baby verwacht wordt

Slide 32 - Tekstslide

Wat is prenataal onderzoek?

Slide 33 - Open vraag

Waarom is prenataal onderzoek belangrijk?

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Wat zijn weeën?
A
Sterke samentrekkingen van spieren in de baarmoederwand
B
samentrekking van spieren in de placenta

Slide 37 - Quizvraag

Wat is de nageboorte?

Slide 38 - Open vraag

Einde
Je hebt nu geleerd thema 10 voortplanting 
basisstof 10.1 en 10.3.

In de studiewijzer in Magister kun je filmpjes bekijken over:
 10.2: voorbehoedsmiddelen
10.4 opgroeien
10.5 voortplanting van bloemen

Slide 39 - Tekstslide

Welk orgaan heeft als
functie productie
van zaadcellen?
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Prostaat
D
Zaadblaasje

Slide 40 - Quizvraag

Welk orgaan heeft als
functie tijdelijke opslag
van zaadcellen?
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Prostaat
D
Zaadblaasjes

Slide 41 - Quizvraag

Welk orgaan heeft als
functie productie
van zaadcellen?
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Prostaat
D
Zaadblaasje

Slide 42 - Quizvraag

Welk orgaan heeft als
functie tijdelijke opslag
van zaadcellen?
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Prostaat
D
Zaadblaasjes

Slide 43 - Quizvraag

Welk hormoon beïnvloed de werking van de eierstokken?
A
Een hormoon uit de bijnieren
B
Een hormoon uit de alvleesklier
C
Een hormoon uit de hypofyse
D
Een hormoon uit de schildklier

Slide 44 - Quizvraag

Welke letter geeft
een eierstok aan?
A
P
B
Q
C
S
D
R

Slide 45 - Quizvraag

Welke letter geeft
het orgaan aan waarin
een embryo zich innestelt?
A
Q
B
P
C
R
D
S

Slide 46 - Quizvraag

De eisprong is het vrijkomen van een eicel uit de eierstok, wat is een ander woord voor eisprong?

Slide 47 - Open vraag

Wat is de functie van een zaadblaasje?
A
Opslag spermacellen
B
Vorming spermacellen
C
Vorming zaadvocht
D
Veroorzaken erectie

Slide 48 - Quizvraag

Waar in het voortplantingsstelsel van een jongen worden geslachtshormonen gemaakt?
A
In de prostaat
B
In de teelballen
C
In de zaadblaasjes
D
In de zwellichamen

Slide 49 - Quizvraag