GWP 3.3 en 3.4 - Feodaal stelsel / christendom in Europa

Monniken en Ridders
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur

De verspreiding van het christendom in geheel Europa
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Monniken en Ridders
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur

De verspreiding van het christendom in geheel Europa

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat heb je ter voorbereiding op deze les gedaan?
timer
0:30

Slide 4 - Open vraag

Noteer de eerste drie historische perioden.

Slide 5 - Open vraag

De Middeleeuwen duren van ... tot ... (noteer alleen de jaartallen, gescheiden door een spatie)

Slide 6 - Open vraag

De tijd van Monniken en Ridders duurt van ... tot ... (noteer alleen de jaartallen, gescheiden door een spatie)

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Langzaam richting de Middeleeuwen
- Opkomst Merovingische koningen eind 5e eeuw
- Overnemen van Romeinse gewoonten (wetten, bestuursvorm)

In combinatie met Salische wet:
- Schadevergoeding voor delicten (diefstal, moord) hoe belangrijker het slachtoffer, hoe hoger de straf
- Alleen mannen kunnen troonopvolger zijn
- Land moet worden verdeeld onder alle zoons van de koning

Slide 10 - Tekstslide

Welke uitspra(a)k(en) is / zijn juist?
A
Clovis breidde het Frankische rijk uit tot bijna heel NL, BE en FR
B
De Germaanse koningen namen het Romeinse bestuurssysteem over, met hertogen en grafen
C
De Salische wet was het in opdracht van koning Clovis opgeschreven Romeinse gewoonterecht
D
Het Frankische rijk was een Germaanse staat die eerst werd bestuurd door de Merovingische koningen

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Een boer werkt een deel van de tijd op het land van de heer.
A
Hofstelsel
B
Feodaal stelsel

Slide 13 - Quizvraag

Midden in het dorp staat de tiendschuur. Daarin worden goederen opgeslagen die als belasting zijn afgedragen aan de kerk.
A
Hofstelsel
B
Feodaal stelsel

Slide 14 - Quizvraag

Het land is te groot om door één man bestuurd te worden. Daarom worden er vrienden aangesteld die trouw zweren aan de koning en namens hem in een deel van het land regeren.
A
Hofstelsel
B
Feodaal stelsel

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer er een oorlog uitbreekt, is een vazal verantwoordelijk voor het zoeken van zoveel mogelijk ridders die mee kunnen vechten met de koning.
A
Hofstelsel
B
Feodaal stelsel

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Welke uitspra(a)k(en) is / zijn juist?
A
De leenmannen leverden hun leenheer voetsoldaten en ridders.
B
In het feodale stelsel legden de leenheer een eed van trouw af aan de leenman.
C
In het feodale stelsel liet een koning als leenheer gebieden besturen door edelen (leenmannen, vazallen).
D
Na Karels dood gingen vazallen hun leen zien als erfelijk bezit en gaven ze zelf ook land in leen uit aan lageren heren.

Slide 18 - Quizvraag

Beschrijf zo goed mogelijk wat je ziet op de afbeelding.
timer
1:30

Slide 19 - Open vraag

Leg uit waarom de afbeelding bij het kenmerkend aspect past. 'Op de afbeelding zie ik ..., dat past bij ..., want ...
timer
1:30

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Rome en Constantinopel
Romeinse rijk gesplitst: 395, maar nog steeds één kerk
West: tweezwaardenleer, wereldlijke en geestelijke macht
Oost: Keizer zowel wereldlijke als geestelijke macht

Splitsing kerk: 1054

West: drie standen -> Geestelijken(1), Adel(2), Boeren(3)

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Welke uitspra(a)k(en) is / zijn juist?
A
De Byzantijnse keizers wilden zowel wereldlijk als geestelijk leider zijn van hun rijk.
B
Monniken en nonnen zonderden zich af van de wereld of trokken rond om mensen te bekeren.
C
Volgens de tweezwaardenleer van de pausen leidde de keizer de kerk en de paus de staat.
D
Halverwege de tijd van Monniken en Ridders werden de verschillen tussen oost en west zo groot dat de kerk in tweeën scheurde.

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Deze vraag heeft betrekking op de vaardigheid: standplaatsgebondenheid -> je moet je in kunnen leven in historische personen.
De geestelijken hadden de macht over geestelijke zaken, de adel had de macht over wereldlijke zaken. Beredeneer wat in de Middeleeuwen het belangrijkst was en wie dus de hoogste macht had.
timer
2:00

Slide 29 - Open vraag

Verspreiding christendom West-Europa
1. Vorsten bekeren zich als eerste

2. Bevolking (vaak) gedwongen

3. Missionarissen

Wederzijdse beïnvloeding

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Welke uitspra(a)k(en) is / zijn juist?
A
Christelijke koningen leverden veel steun bij de kerstening van Europa
B
Door de bekering van Karel de Grote werd het Frankenrijk een christelijk rijk.
C
Missionarissen kwamen uit Constantinopel om de Balkan te kerstenen.
D
Missionarissen kwamen uit Engeland om Nederland en Duitsland te kerstenen.

Slide 32 - Quizvraag

Welke uitspra(a)k(en) is / zijn juist?
A
Missionarissen verboden het geloof in goden, dwergen, reuzen, elfen en geesten.
B
De samensmelting van christendom en heidendom begon al onder keizer Augustus.
C
De verspreiding van het christendom in Europa ging heel snel in de tijd van monniken en ridders.
D
Missionarissen besloten om aan te sluiten bij heidense gebruiken en geloven.

Slide 33 - Quizvraag

Beschrijf zo goed mogelijk wat je ziet op de afbeelding.
timer
1:30

Slide 34 - Open vraag

Leg uit waarom de afbeelding bij het kenmerkend aspect past. 'Op de afbeelding zie ik ..., dat past bij ..., want ...
timer
1:30

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Tekstslide

Zet de woorden op de juiste plaats.

Rond het jaar 500 begint een nieuwe periode in de geschiedenis: de …A…        In het zuiden van Europa waren toen al veel mensen bekeerd tot het …B….          
In de tijd van monniken en ridders van 500 tot …C….       stichtten monniken als Willibrord …D…     om van daaruit de mensen in West-Europa te bekeren.
Middeleeuwen
christendom
1000
kloosters

Slide 37 - Sleepvraag

Sleep de zinnen naar het goede tijdvak.
Tijd van Grieken en Romeinen
Tijd van Monniken en Ridders
Ontstaan van christendom
Het hofstelsel
Kloosters in Noordwest Europa
Handel drijven
Gladiatorenspelen
Romanisering
Ontstaan Islam

Slide 38 - Sleepvraag

Vul het schema op de juiste manier in.
De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over 
burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
A
De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse
cultuur zich in Europa verspreidde
B
De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste
monotheïstische godsdiensten
C
De verspreiding van het christendom in geheel Europa
D
Het begin van de Europese overzeese expansie
E
Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
F
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
G
De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving
H
Het begin van staatsvorming en centralisatie
I
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-
Europa tot gevolg had;
J
Het ontstaan en de verspreiding van de islam;
K
De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid
L
het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
M
Monniken en Ridders
Steden en Staten
1000-1500
1500-1600
Oudheid
Middeleeuwen
Middeleeuwen
Vroegmoderne tijd

Slide 39 - Sleepvraag

Volgende week gaan we aan de slag met par. 4.1 en 4.2. Wat ga jij doen om de LessonUp goed te kunnen maken (en jezelf dus goed voor te bereiden op de toets aan het einde van het jaar)?
timer
1:00

Slide 40 - Open vraag