Samenvatting thema rechtsstaat en democratie

Thema Rechtsstaat en democratie 
samenvatting
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema Rechtsstaat en democratie 
samenvatting

Slide 1 - Tekstslide

Vrouwe Justitia

Van oorsprong Romeinse godin
Blinddoek: zonder aanzien des persoons
Weegschaal: de bewijzen worden gewogen
Zwaard: vonnis
Van onderdaan tot burger 
  • Middeleeuwen : stadsrechten (stadsburgers mogen zichzelf besturen, alleen de rijken)
  • 1581: Plakkaat van Verlating (de koning moet rekening houden met de rechten van zijn onderdanen)
  • Nederlandse Republiek (1588 -1795): inwoners zijn onderdanen van de regentenwel gewetensvrijheid maar geen godsdienstvrijheid
  • 1781: Aan het Volk van Nederland. Onder invloed van de Verlichting nemen patriotten de macht over van de regenten.
  • 1795 - 1806: Bataafse Republiek met eerste grondwet > eerste rechtsstaat
  • 1806 - 1810: Nederland wordt eenheidsstaat onder Lodewijk Napoleon
  • 1813- 1848: Koninkrijk der Nederlanden. Koning regeert zonder veel tegenspraak
  • 1848: Grondwet van Thorbecke: Ministeriële verantwoordelijkheid en macht voor 2e kamer

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meerkeuzevragen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Burgers hebben naast burgerrechten ook burgerplichten. Met welk aspect van burgerschap hebben die plichten te maken?
A
Met de plicht om te stemmen
B
Met het recht van burgers om een eind te maken aan de democratie
C
Met onderlinge solidariteit tussen burgers
D
Met verantwoordelijkheid van burgers voor het land

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het Plakkaat van Verlating uit 1581 formuleerde een aantal belangrijke principes. Welke van de vier onderstaande behoorde daar NIET toe?
A
Als een vorst geen rekening houdt met de rechten van de onderdanen, hebben zij het recht die vorst af te zetten
B
Als een vorst probeert zijn onderdanen als slaven te gebruiken, moet als tiran worden beschouwd.
C
Een vorst is er voor de onderdanen en niet andersom
D
Een vorst wordt niet door God aangewezen, maar krijgt zijn macht van zijn onderdanen en regeert namens hen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom werd de nieuwe Nederlandse staat die eind zestiende eeuw werd gesticht ‘republiek’ genoemd? En klopte die naam met de feiten?
A
Omdat er geen koning regeerde; een echte republiek was het niet, want de macht berustte in feite bij de regenten
B
Omdat er een grondwet was die geloofsvrijheid en burgerrechten garandeerde; in de praktijk kwam van die rechten weinig terecht
C
Omdat er geprobeerd werd een democratie in te voeren; dat lukte in de praktijk slecht wegens de grote onenigheid onder de burgers
D
Omdat in theorie het volk aan de macht was; in feite berustte de macht bij de regenten

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bijzondere regel gold in de Nederlandse Republiek met betrekking tot de godsdienst?
A
Hoewel er in de Nederlandse Republiek geen godsdienstvrijheid was, mocht iedereen wel voor zichzelf geloven wat hij wilde.
B
In de Nederlandse Republiek bestond godsdienstvrijheid voor alle religies behalve het katholicisme
C
In de Nederlandse Republiek had iedereen het recht om voor zijn eigen religie een schuilkerk te bouwen
D
In de Nederlandse Republiek was er vrijheid van godsdienst; alle religies werden als gelijkwaardig beschouwd

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer en waardoor kon de Bataafse Republiek ontstaan?
A
In 1781 door het optreden van patriotse vrijkorpsen
B
In 1787 door het ingrijpen van Pruisen
C
In 1795 dankzij de hulp vanuit de inmiddels opgerichte Franse Republiek
D
In 1798 door het tot stand komen van de eerste Nederlandse grondwet

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke maatregel van Thorbecke beperkte de koninklijke macht het meest?
A
De kabinetsformatie.
B
Directe verkiezingen.
C
Ministeriële verantwoordelijkheid.
D
Uitbreiding van het kiesrecht.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Tweede Kamer heeft uitgebreide wetgevende bevoegdheden. Welke bevoegdheid behoort daar NIET toe?
A
Een motie van wantrouwen tegen een wetsvoorstel indienen.
B
Een wetsvoorstel aannemen of afwijzen.
C
Een wetsvoorstel wijzigen.
D
Zelf met een wetsvoorstel komen.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Kamerleden stellen veel vragen aan de ministers. Welke macht van de ministers controleren zij daarmee?
A
De ambtelijke macht.
B
De rechterlijke macht.
C
De uitvoerende macht.
D
De wetgevende macht.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De rechterlijke macht in een rechtsstaat als Nederland is onafhankelijk. Waarom is dat belangrijk?
A
Omdat alleen op deze manier misdaden behoorlijk bestraft kunnen worden.
B
Omdat er bij conflicten altijd een scheidsrechter nodig is.
C
Omdat hierdoor de persvrijheid en vrijheid van meningsuiting overeind kunnen blijven.
D
Omdat hiermee de rechten van burgers ten opzichte van de overheid gegarandeerd kunnen worden.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies