Thema 1. Democratie en rechtsstaat

Thema burgerschap: Democratie en rechtstaat 
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema burgerschap: Democratie en rechtstaat 

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud thema (blz. 152 t/m 167)
1. Begrippen
2. Geschiedenis van de Nederlandse democratie
3. Hoe ziet de parlementaire democratie van Nederland eruit?

Slide 2 - Tekstslide

Nederland is een "Democratie".
Wat is een democratie?

Slide 3 - Open vraag

Bestuursvormen
- Democratie --> Bestuursvorm waar de macht bij het volk ligt.
- Aristocratie --> De macht ligt bij een kleine groep rijken.
- Monarchie --> Bestuursvorm waar een koning de macht heeft.
- Tirannie --> De macht ligt bij een tiran.

Slide 4 - Tekstslide

Onderdaan of burger?
  • Onderdaan: gehoorzamen / iemand anders geeft vorm aan samenleving / autoriteit boven zich

  • Burger: zelf samenleving vormgeven / verantwoordelijkheid ligt bij burger zelf / betrokken bij ‘samen'leving

Zijn wij in Nederland burgers of onderdanen?

Slide 5 - Tekstslide

Nederland heeft een rechtsstaat.
Wat is een rechtsstaat?

Slide 6 - Open vraag

Opkomst van politieke partijen
Groepen die het met elkaar eens waren richten politieke partijen op om hun ideeën voor elkaar te krijgen.

Politieke partij = een politiek organisatie die zich verkiesbaar stelt. Ze wil meedoen het land/provincie om gemeente te besturen

Slide 7 - Tekstslide

Begripsverheldering
Democratie: het volk bepaald.

Indirect of direct?

  • Direct; volk bepaalt letterlijk het beleid van een staat
  • Indirect; het volk kiest vertegenwoordigers die in plaats van hen het beleid en bestuur regelen

Slide 8 - Tekstslide

Idee en oorsprong van de rechtsstaat


Wat is een rechtsstaat?
Een staat waarin  burgers met grondrechten worden beschermt tegen de macht en willekeur door de overheid

Wie heeft wel eens te maken  gehad met de rechtstaat?

Slide 9 - Tekstslide

Rechtsstaat of dictatuur?

Is er bij deze leiders sprake van een rechtstaat? 

Ons gevoel zegt van niet, maar waarom?

Slide 10 - Tekstslide

'Parlementaire Democratie'
Geschiedenis 

Slide 11 - Tekstslide

Ten tijde van de Republiek
1588 - 1795


Slide 12 - Tekstslide

Wat is een republiek?

Slide 13 - Open vraag

Een Republiek zonder eenheid
  • Aristocratie
  • Stadhouder tegenover raadspensionaris
  • Staten-Generaal
  • Gewestelijke Staten
  • Oranjegezinden tegenover staatsgezinden

Slide 14 - Tekstslide

Gewetensvrijheid
In Nederland mochten boeken gedrukt worden die in andere landen verboden waren.

In Nederland was gewetensvrijheid, maar geen godsdienstvrijheid (katholieke geloof was officieel verboden)

Slide 15 - Tekstslide

Republiek zonder inspraak
De Republiek werd geleid door regenten.
De burgers hadden geen keuze en geen inspraak --> geen democratie, maar een aristocratie.

Eigenlijk dus geen republiek.

Ook veel tweederangs burgers; katholieken/ joden

Slide 16 - Tekstslide

De Bataafse Revolutie

Slide 17 - Tekstslide

De Bataafse Republiek (1795-1806)
Wat was nieuw?
  • Democratische Revolutie, uitgevoerd door burgers (patriotten)
  • Grondwet 1798
  • Eenheidsstaat = Centrale overheid 
  • Algemeen kiesrecht voor mannen 
  • Openbare scholen 
  • Vrijheid van drukpers, verenging en vergadering.
  • Nationale Vergadering (met 8 ministers) 



Slide 18 - Tekstslide

Nederland in de Franse Tijd (tot 1815)
  • Geen democratie maar monarchie
  • Inschrijven bij de burgerlijke stand --> belasting etc.
  • Dienstplicht werd ingevoerd

Slide 19 - Tekstslide

Grondwet 1815: Dezelfde rechten voor alle burgers, zoals vrijheid van meningsuiting en godsdienst.
Maar ook: de koning heeft alle macht.

Slide 20 - Tekstslide

Grondwet 1815: koning veel macht
  • Ministers waren dienaren van de koning: hij kon ze benoemen & ontslaan.

  • Koning keurde voorstellen goed of af: parlement had weinig te zeggen.​

  • Eerste Kamer werd benoemd door de koning (vrienden)​.

  • Tweede Kamer werd benoemd door bestuurders van de provincie (Provinciale Staten).


Slide 21 - Tekstslide

Grondwet 1848
Geschreven door Thorbecke
Onvrede in Nederland over het bestuur
Liberalen wilde meer vrijheid
Nieuwe grondrechten, zoals persvrijheid
Nederland kreeg een parlementaire stelsel

Slide 22 - Tekstslide

Grondwet 1848
  • Koning onschendbaar;
  • Ministriële verantwoordelijkheid
  • Elke 4 jaar rechtsstreekse verkiezingen voor de Tweede Kamer --> census kiesrecht (mannen betalen belasting om te mogen stemmen)
  • Eerste Kamer indirecte verkiezingen via de provincies

Is Nederland vanaf toen al een echte democratie?

Slide 23 - Tekstslide

Grondwet 1848 in de praktijk
Willem III was koning en begreep niets van de grondwet:
  • Mocht nog ministers benoemen, maar had niet door dat ministers nu met de eerste en tweede kamer moesten werken
--> veel plannen gingen dus niet door.

Gedwongen parlementaire kabinetten te vormen; meerderheid was nodig.


Slide 24 - Tekstslide

Informateur/formateur
  • Tot 2012 mocht de koning na de verkiezingen de persoon aanwijzen die probeerde een nieuw regering te vormen. Die persoon wordt de informateur genoemd.
  • Na 2012 benoemt het parlement de informateur.
  • Nadat de informateur heeft gekeken of partijen samen een regering kunnen worden gaat de formateur aan de slag om het kabinet (alle ministers) samen te stellen
  • De formateur wordt (meestal) ook de premier

Slide 25 - Tekstslide

Coalitie/oppositie
Coalitie: twee of meer 
partijen die samen de 
meerderheid hebben in
het parlement.
Oppositie: alle partijen/
volksvertegenwoordigers
die niet in de coalitie zitten.

Slide 26 - Tekstslide

Grondwet 1848 in de praktijk
De uiteindelijke macht lag nog maar bij een kleine 'elite', door:
- Censuskiesrecht; weinig mensen mogen stemmen.
- Rijke mensen mogen stemmen en stemmen dus op zichzelf.

Gevolg voor het beleid: voordelig voor de rijken, nadelig voor de armen (in meeste gevallen).

Slide 27 - Tekstslide

Emancipatie
In de 19e eeuw emancipatiebewegingen van slaven, vrouwen, arbeiders en religieuze minderheden

Slide 28 - Tekstslide

De eerste politieke partijen

Slide 29 - Tekstslide

De sociale kwestie
De sociale kwestie = de discussie over de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders. 
De sociale kwestie leidde tot het invoeren van sociale wetten

Socialisten wilden ook algemeen kiesrecht (voor de mannen)


Slide 30 - Tekstslide

De schoolstrijd
De confessionelen wilden dat de bijzondere scholen ook werden bekostigd vanuit de overheid i.p.v. alleen de openbare scholen. Deze strijd om geld wordt de schoolstrijd genoemd.

Slide 31 - Tekstslide

                                                                          pacificatie 1917 
                                                                      maken afsluiting.
Pacificatie 1917

Slide 32 - Tekstslide

Uitbreiding van het kiesrecht.


  • 1917: Algemeen kiesrecht voor mannen.
  • 1919: Algemeen kiesrecht voor vrouwen.
  • Nederland werd een parlementaire democratie.

Slide 33 - Tekstslide

Staatsinrichting 
van Nederland

Democratische rechtstaat

Slide 34 - Tekstslide

Montesquieu over de scheiding der machten

Slide 35 - Tekstslide

Het parlement
Het parlement bestaat uit de Eerste Kamer en Tweede Kamer
Het parlement keurt een wetsvoorstel goed of af
De macht ligt dus bij het parlement!
Het parlement
Eerste Kamer

75 leden
Tweede Kamer

150 leden

Slide 36 - Tekstslide

Wat is het parlement? De Eerste Kamer

De Eerste Kamer wordt niet rechtstreeks door de bevolking gekozen.

De bevolking kiest eerst de Provinciale Staten ( het parlement van de provincie). De Provinciale Staten kiezen dan de leden van de Eerste Kamer.

De Eerste Kamer heeft daarom ook minder macht dan de Tweede Kamer.

Slide 37 - Tekstslide

Leden van de TWEEDE KAMER hebben:
  • Recht van initiatief
  • Recht van amendement
  • Recht van enquête 

Slide 38 - Tekstslide

Regering heeft informatieplicht
De ministers zijn verplicht om de Tweede Kamer te informeren.


Anders kan de Tweede Kamer de regering niet controleren

Slide 39 - Tekstslide


Provincie
  • De Provinciale Staten zijn de volksvertegenwoordiging (net als de Tweede Kamer)

  • Zij worden met de Provinciale Statenverkiezingen door de burgers gekozen

  • Zij moeten het dagelijks bestuur van de provincie controleren, de Gedeputeerde Staten (net als de regering)

  • Provincies kiezen afgevaardigden: komen in de Eerste Kamer

Slide 40 - Tekstslide

Gemeenteraad
  • 'Parlement' van de gemeente.
  • Controleert het College van Burgemeesters en Wethouders (uitvoerend).
  • Wethouders gekozen door gemeenteraad.

Slide 41 - Tekstslide