Les 2: Energie (basis en kader) + Stofwisseling (kader)

Thema 1: Verbranding en ademhaling
K: Verdieping 1.5: stofwisseling


1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 1: Verbranding en ademhaling
K: Verdieping 1.5: stofwisseling


Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je al geleerd?
1. Welke stoffen heeft je lichaam nodig voor de verbranding?

2. Welke stoffen ontstaan er bij de verbranding in je lichaam en wat gebeurt daarmee?

3. Waarom is verbranding in je lichaam belangrijk voor je lichaam?

Slide 2 - Tekstslide

Nu eerst maken:
blz. 10 t/m 13
vraag 1 t/m 3 +
5 t/m 7

Klaar: ga naar magister-leermiddelen: kies Biologie voor jou.
Klascode: 170405
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je kunt het verband noemen tussen verbranding in je lichaam en lichamelijke inspanning.

2. Je kunt uitleggen dat planten bij fotosynthese energie vastleggen in glucose 
3. Je kunt uitleggen dat bij de verbranding van glucose energie vrijkomt 

Slide 4 - Tekstslide

Brandstof
In je lichaam vindt verbranding plaats in al je cellen, ieder moment van de dag. In je lichaam is geen vuur, wel verbranding 
-> er is een brandstof nodig.

Voor je lichaam is glucose (een suiker) een belangrijke brandstof. Dit haal je uit eten en drinken.

Slide 5 - Tekstslide

Brandstof
Bij verbranding is een brandstof nodig (glucose) en zuurstof. Zuurstof haal je uit je longen. 

Bij verbranding ontstaan water, koolstofdioxide en energie. Je lichaam gebruikt die energie om bijvoorbeeld warm te blijven of om te bewegen. 

Slide 6 - Tekstslide

Veel energie
Als je sport, hebben je spieren veel energie nodig. 

Er gebeurt van alles in je lichaam:
  • Verbranding in je cellen
  • Je hart gaat sneller kloppen
  • Er ontstaat veel koolstofdioxide in je cellen
  • Er komt meer warmte vrij

Slide 7 - Tekstslide

Weinig energie
Wanneer je geen lichamelijke inspanning verricht, hoeven je spiercellen niet hard te werken. Er vind dan weinig verbranding plaats. 

Als er weinig verbranding is, is er weinig brandstof en zuurstof nodig. Je hart klopt dan rustig en je ademt niet zo snel. 

Slide 8 - Tekstslide

Basisleerlingen:
Lezen en maken basisstof 2 in je werkboek (blz. 15 t/m 19)
Klaar? maak dan de woordzoeker en de kruiswoordpuzzel

OF
letten op tijdens de uitleg over fotosynthese aan de kaderleerlingen 

Slide 9 - Tekstslide

Fotosynthese

Slide 10 - Tekstslide

Fotosynthese
Een belangrijke brandstof is glucose. Planten maken glucose bij de fotosynthese

Bladgroenkorrels gebruiken energie uit zonlicht om koolstofdioxide en water om te zetten in glucose en zuurstof

Slide 11 - Tekstslide

Fotosynthese

Water  +  zonlicht (energie)  +  koolstofdioxide 


Zuurstof en glucose

Slide 12 - Tekstslide

Verbranding
Bij verbranding komt opgeslagen energie vrij. Die energie kan het organisme gebruiken (plant of dier, levend wezen op aarde). 

Een plant gebruikt energie om te groeien en nieuwe delen te maken. 

Slide 13 - Tekstslide

Verbranding
Verbranding vindt plaats in je mitochondriën. Een mitochondrium is een orgaan in een plantencel of in een dierlijke cel. 

De bruine rondjes en staafjes zijn mitochondriën. Cellen die veel energie nodig hebben (spiercellen) hebben veel mitochondriën. 

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag!


Kaderleerlingen:
Lezen en maken basisstof 5 in je werkboek 
(blz. 49 + 50 vraag 1 t/m 5)
= huiswerk


timer
0:20

Slide 15 - Tekstslide

Kennen we het ook? Ff checken.
Energie (bk) en stofwisseling (k)

Slide 16 - Tekstslide

Waar of niet waar:
Bij verbranding ontstaat altijd koolstofdioxide (CO2).
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Wat moet er op plek 1?

A
Water
B
Zuurstof
C
Koolstofdioxide
D
Glucose

Slide 18 - Quizvraag

Waar of niet waar:
Voor verbranding is altijd een brandstof en zuurstof nodig.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Welke twee vormen van energie ontstaan bij de verbranding van hout?

Slide 20 - Open vraag

Ingeademde lucht bevat veel __1__ en weinig __2__
A
1:Koolstofdioxide 2: Zuurstof
B
1: Zuurstof 2: Koolstofdioxide

Slide 21 - Quizvraag

Waar of niet waar:
Bij fotosynthese ontstaat altijd koolstofdioxide (CO2).
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Koolstofdioxide
water
zuurstof
glucose

Slide 23 - Sleepvraag