In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Wat gaan we doen deze les?
Herhalen leerdoelen vorige les
Bespreken opgaven
Uitleg paragraaf 1.4
Aan de slag
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
1.3
Ik weet:
... hoe je een begroting kunt maken
... welke verschillende soorten inkomen er zijn
... welke verschillende soorten uitgaven er zijn
... hoe je een bedrag van week naar maand kunt omrekenen en andersom
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
1.4
Na deze les kun je...
een reservering berekent
berekenen wat het kost om een scooter te kunnen rijden
de gevolgen van een stijging of daling van prijzen voor je koopkracht aangeven
een stijging of daling in procenten berekenen
Slide 3 - Tekstslide
Reserveren
=>geld opzij zetten voor grotere uitgaven.
Vooral voor incidentele uitgaven moet je vaak
reserveren.
Hoe doe je dat dan??
Slide 4 - Tekstslide
Hoe te berekenen?
Reserveren berekenen:
Met een formule
Benodigd bedrag : aantal maanden = reserveren
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeeld
Je wilt over 6 maanden die mooie scooter kopen voor een bedrag van 1500,= euro
Van je ouders krijg je voor je verjaardag een bedrag van 100,= euro
Bereken hoeveel je moet reserveren per maand om deze scooter te kunnen kopen.
1500 - 100 = 1400
1400 : 6 maanden = 280 euro per maand.
Slide 6 - Tekstslide
Wat kost een scooter?
Naast de aanschafprijs van een scooter komen er meer kosten bij. Denk aan:
verzekering
kosten voor benzine (of elektriciteit)
het verbruik en de prijs per liter of (kWh)
onderhoud en reparaties
accessoires, zoals een helm en slot
Slide 7 - Tekstslide
nos.nl
Slide 8 - Link
CBS = Centraal Bureau voor de statistiek
verzameld allerlei gegevens
berekenen elke maand of prijzen dalen (deflatie of stijgen (inflatie)
Wordt alles duurder?
Slide 9 - Tekstslide
Prijs 2021: €100
Prijs 2023: €131
Slide 10 - Tekstslide
Koopkracht
Koopkracht?
de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen
kun je altijd meer kopen als je inkomen stijgt????
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Inflatie
Inflatie
een algemene stijging van de prijzen (-> je kunt minder kopen met hetzelfde geld)
Deflatie
een algemene daling van de prijzen
Slide 13 - Tekstslide
Inkomensstijging > prijsstijging
Koopkracht neemt toe
Inkomensstijging < prijsstijging
Koopkracht neemt af
Slide 14 - Tekstslide
Stel, de prijzen stijgen met 2%
Wat gebeurt er dan met je koopkracht?
Vervolgens stijgt je loon met 4%
Wat gebeurt er dan met je koopkracht?
Slide 15 - Tekstslide
Daling of stijging berekenen in percentages
Om vergelijkingen te kunnen maken, moet je stijgingen en dalingen in percentages kunnen berekenen.
Hoe doe je dat dan?
Slide 16 - Tekstslide
Hoe?
Om vergelijkingen te kunnen maken, moet je stijgingen en dalingen in percentages kunnen berekenen.
Procentuele verandering:
oud(nieuw−oud)x100
Slide 17 - Tekstslide
Voorbeeld
In 2000 kostte een brood gemiddeld € 1,02. In 2016 kostte een brood gemiddeld € 1,17.
Met hoeveel procent is de prijs van brood toegenomen?
(Nieuw - Oud) : Oud x 100%
(1,17 -1,02) : 1,02 x 100% = 14,7%
Slide 18 - Tekstslide
Aan de slag
Maak de opdracht 2 tot en met 12
van paragraaf 1.4
Slide 19 - Tekstslide
Heb je je leerdoelen behaald
... een verandering in procenten berekenen.
... uitleggen wat de gevolgen van inflatie zijn voor je koopkracht.
... met indexcijfers de veranderingen van lonen en prijzen vergelijken.
... berekeningen maken met behulp van indexcijfers
Slide 20 - Tekstslide
CBS: ... voor derde maand op rij. In maart was de prijsstijging voor consumenten nog 0,4%. De prijzen zijn vanaf februari iedere maand 0,2% meer toegenomen. Dit maakt het CBS vandaag bekend. Welk woord moet op de ... komen?
A
inflatie
B
deflatie
C
koopkracht
D
prijsindexcijfer
Slide 21 - Quizvraag
Wanneer de lonen stijgen met 4%, maar de prijzen stijgen met 3%, dan neemt mijn koopkracht...
A
af met 3%.
B
toe met 3%.
C
af met 1%.
D
toe met 1%
Slide 22 - Quizvraag
Margo kreeg vorig jaar €75 kleedgeld per maand. Sinds dit jaar krijgt zij €85 kleedgeld per maand. Bereken de procentuele toename.
A
13,3%
B
13,5%
C
11,7%
D
11,8%
Slide 23 - Quizvraag
Wanneer er deflatie is, kan ik voor hetzelfde geld....