TeksLucas rap (132)
Yo, moet je horen
wat ik jou nu ga vertellen.
Luister even wat ik zeg
zonder je oordeel al te vellen.
Want één ding dat is duidelijk
en zeker-zeker weten!
Als je iets onthouden hebt,
ben je het niet vergeten!
Zo zijn er veel manieren
om hetzelfde te zeggen,
om het duidelijk te maken
en het nog eens uit te leggen.
Jezus die gebruikte - daarvoor –
heel vaak - een gelijkenis.
Maar weet jij wel wat daarvan de
betekenis - is?
Het is een kort verhaaltje -
dat ergens over gaat.
Maar wat dan in feite ook
op heel wat anders slaat.
Een gelijkenis, yo, wat ik je zeg
man, een gelijkenis.
Nu weet je wat het is, een
gelijkenis, licht in de duisternis.
Een gelijkenis.
Eén van die gelijkenissen staat
in Lucas 10, je hebt ’t vast
wel eens gelezen in je bijbel,
of misschien
heb je geen eigen exemplaar.
Nou, yo man, dat is balen,
maar je kunt er vast wel eentje
lenen of betalen.
Dan sla je ‘m maar open
en dan kun je zelf zien
wat er staat geschreven
in Lucas hoofstuk 10.
Want er kwam een man bij Jezus
om een vraag aan Hem te stellen:
‘Wie is er nu mijn naaste,
kunt U dat aan mij vertellen?’
Jezus gaf hem antwoord en
Hij zei: Zo nu en dan
is het beter te begrijpen -
aan de hand van:
Een gelijkenis, yo, wat ik je zeg
man, een gelijkenis.
Nu weet je wat het is, een
gelijkenis, licht in de duisternis.
Een gelijkenis.
En zo vertelde Jezus toen
het volgende verhaal.
Hé, yo, het staat er allemaal!
Hij zei: Een man die maakte
op een dag een lange reis.
Hij ging te voet naar Jericho,
dus had ‘ie vast geen rijbewijs.
Maar toen ‘ie halverwege was,
toen werd ‘ie overvallen.
Ze pakten al z’n spullen af en
gaven ‘m wat knallen
voor z’n ‘kanis’ en uiteindelijk
toen lag ‘ie in de goot, joh!
En als-t-ie niet geholpen werd,
dan ging ‘ie zeker dood, joh!
Maar er kwam een priester aan,
en later een Leviet,
zeg maar ‘mensen-van-de-kerk’,
maar die hiel-e-pen ‘m niet!
Wat een gelijkenis, yo, wat ik je
zeg man, een gelijkenis.
Nu weet je wat het is, een
gelijkenis, licht in de duisternis.
Een gelijkenis.
Gelukkig kwam er later toch nog
iemand anders aan.
Dat was niet ‘iemand-van-de-kerk’,
maar een Samaritaan.
Zo iemand als in onze tijd
een buitenlander.
Een Tamil of een Turk, maar
geen Nederlander.
En uitgerekend déze man ging
niet aan hem voorbij.
Maar verzorgde z’n wonden en
hij zei: ‘Kom maar bij mij!’
Zette toen de man op z’n ezel
of z’n paard.
Moest er zelf bij gaan lopen maar
dat was het hem wel waard.
Hij bracht ‘m naar een herberg,
dat was een soort hotel,
betaalde heel de rekening en
zei de man vaarwel.
Dus als er iemand aan je vraagt
wie er z’n naaste is:
‘rap’ je dan naar Lucas 10
en de gelijkenis!
t