Thema 5 Ecologie Bs 5 Veranderende ecosystemen

Thema 5 Ecologie
Veranderende ecosystemen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Thema 5 Ecologie
Veranderende ecosystemen

Slide 1 - Tekstslide

Zandmotor Kijkduin

Slide 2 - Tekstslide

Pioniersoorten

Slide 3 - Tekstslide

Ecosystemen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

humusarme bodem
(organische stoffen e.d.)
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 9 - Quizvraag

Wat verandert bij successie?
A
individu
B
populatie
C
leefgemeenschap
D
ecosysteem

Slide 10 - Quizvraag

Bij wat voor ecosysteem horen de volgende kenmerken: eenvoudig voedselweb, kleine biodiversiteit, open kringlopen en productie is groter dan afbraak?
A
Pionierecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 11 - Quizvraag

In welk ecosysteem blijft de biomassa gelijk?
A
pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem

Slide 12 - Quizvraag

Waar zijn er meer wisselingen in abiotische factoren?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 13 - Quizvraag

Welke type zaden past het best bij een pionierplant?
A
veel en licht
B
veel en zwaar
C
weinig en licht
D
weinig en zwaar

Slide 14 - Quizvraag

Primaire successie

Slide 15 - Tekstslide

Secundaire successie

Slide 16 - Tekstslide

Heide

Slide 17 - Tekstslide

Evenwichtssituaties

Slide 18 - Tekstslide

standaard eutrofieringsvraag
- er is eutrofiering (dus teveel voedingsstoffen in het water => algenbloei (heel veel algen)
- oppervlakte water groeit helemaal dicht => licht kan niet doordringen in het water
- waterplanten die onder de oppervlak leven krijgen geen licht => kunnen niet aan fotosynthese doen => gaan dood/groeien niet goed

Slide 19 - Tekstslide

standaard eutrofieringsvraag
OF:
zelfde als bovenstaande maar.... het gaat nu om het waterleven zoals de vissen enzo
- waterplanten dood/groeien niet => weinig zuurstof in het water doordat er geen fotosynthese meer is OF doordat reducenten zuurstof opmaken bij afbraak dode planten
- geen zuurstof dus vissen dood

Slide 20 - Tekstslide

Wat gebeurt er bij een lage dichtheid aan konijnen?
A
Veel gras
B
Weinig gras
C
evenveel
D
Verandert niet

Slide 21 - Quizvraag

Twee evenwichtssituaties
Dus bij weinig konijnen weinig gras en bij veel konijnen veel gras. Dit is in beide situaties in evenwicht.
Instabiel bij een epidemie: populatie konijnen neemt sterk af > houtachtige planten groeien en verdringen de grassen >  geen voedsel voor konijnen, want die kunnen de houtachtige planten niet verteren > populatie planten zal niet meer hetzelfde zijn als voor de epidemie.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video