Hoofdstuk 4​.2: Zien en horen​

Hoofdstuk 4​.2: Zien en horen​
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 9 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4​.2: Zien en horen​

Slide 1 - Tekstslide

Deze les leer je:
4.2 Zien en horen​
  • Je kunt de inwendige en uitwendige delen van een oog noemen met hun functies en kenmerken.​
  • Je kunt beschrijven hoe de pupilreflex de grootte van de pupil regelt.​
  • Je kunt beschrijven hoe op het netvlies een scherp beeld ontstaat.​
  • Je kunt de bouw en de werking van het netvlies beschrijven.​
  • Je kunt de delen van het oor noemen met hun functies en kenmerken.​




Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

De bouw van het oog​
Je ogen zijn kwetsbare organen die goed worden beschermd tegen:​
  • Stoten ​
  • Fel licht
  • Zweet ​
  • Vuil ​




Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

De oogkassen​
  • De ogen liggen goed beschermd in de twee oogkassen. ​
  • Deze zijn gevuld met vet als een soort stootkussen. ​
  • Hierdoor schokken de ogen niet als je beweegt. ​
  • De oogspieren draaien de oogbollen in alle gewenste richtingen. 




Slide 6 - Tekstslide

Traanklieren​
​Achter je huid boven je ogen zitten de traanklieren. ​Deze maken traanvocht. ​

Traanvocht heeft 3 functies:​
  1. Voorkomen dat het oog uitdroogt.​
  2. Het dood ziekteverwekkers.​
  3. Het neemt stof en vuiltjes op.​





Slide 7 - Tekstslide

Traanbuis​
  • Traanvocht met stof en vuiltjes gaat via traanbuizen uit de ogen. ​
  • Traanvocht wordt afgevoerd naar de neus. ​
  • Daarna komt het in de keel.​
  • Door te knipperen met de oogleden verspreidt het traanvocht over de ogen. ​
  • Zo blijven de ogen schoon. 





Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

De onderdelen van het oog​

Slide 10 - Tekstslide

De bouw van de ogen​
Het oog is opgebouwd uit 3 lagen:​

Harde oogvlies: Stevige witte vlies aan de buitenkant. Beschermt het oog. Voor de lens is het vlies doorzichtig en heet het hoornvlies.​

Vaatvlies: Middelste laag met bloedvaatjes.​
Hierdoor krijgt het oog zuurstof en voedingsstoffen aangevoerd. ​

Netvlies: Hier bevinden zich de lichtzintuigen. Hierdoor kun je zien. 


Slide 11 - Tekstslide

De bouw van de ogen​
Iris: Het gekleurde deel van het vaatvlies. Kan verschillende kleuren hebben: blauw/groen/bruin.​


Pupil: De opening in het midden van de iris. Het licht dat het oog in gaat komt hier doorheen. ​

Lens: Vlak achter de iris en de pupil licht de lens. De lens zorgt dat er scherp beeld valt op het netvlies. ​

Glasachtig lichaam: De binnenkant van de oogbol is gevuld met een doorzichtige gel. Het houdt alle delen van het oog op hun plaats. 


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

De oogzenuw​
Aan de achterkant van het oog zit de oogzenuw.​

De impulsen uit de zintuigcellen van het netvlies gaan via de oogzenuw naar de hersenen.​

De hersenen verwerken de impulsen. Dan pas kun je waarnemen wat je ziet.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Beelden op het netvlies​
De lens zorgt ervoor dat de lichtstralen buigen. Zo vallen ze precies op het netvlies. ​

Het beeld is verkleind.​
Het beeld staat op zijn kop. ​

De hersenen zorgen dat je het beeld weer rechtop ziet.



Slide 17 - Tekstslide

Beelden op het netvlies​

Slide 18 - Tekstslide

Beelden op het netvlies​
  • Het netvlies is het binnenste vlies, dat is het lichtzintuig. ​
  • Hier liggen de lichtgevoelige zintuigcellen.​


  • De meeste zintuigcellen liggen in de gele vlek.​
  • Daar zie je ook het scherpst mee. ​

Op de blinde vlek liggen geen zintuigcellen. ​
Daar gaat de oogzenuw door de 3 oogvliezen heen, naar de hersenen. 






Slide 19 - Tekstslide

Scherpstellen​
De lens kan van vorm veranderen:​

  • Bol → dichtbij scherp zien​
  • Plat → veraf scherp zien

Slide 20 - Tekstslide

De lens verandert van vorm
Het platter en boller worden van de lens heet accommoderen. ​

Door de kringspier om de lens: de accommodatiespier. ​

De lens hangt aan lensbandjes.​
De accommodatiespier kan de lensbandjes slap laten hangen of strak laten staan. ​
Hierdoor wordt de lens boller of platter. 




Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Tekstslide

Licht en donker​
De pupillen zijn niet altijd even groot. ​

De grootte hangt af van de hoeveelheid licht in de omgeving. ​

Bij te weinig licht kun je niet goed zien, bij teveel licht kan het netvlies beschadigen. ​

Het groter en kleiner maken van de pupillen heet de pupilreflex:​
Weinig licht: De pupillen worden groot.​
Veel licht: De pupillen worden klein.





Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Bouw van het netvlies​
Het netvlies bestaat uit twee lagen:​

  • Een laag zenuwcellen​
  • Een laag zintuigcellen ​

De zintuigcellen reageren op lichtprikkels.​
In de zintuigcellen ontstaan dan impulsen.​

Er zijn twee soorten zintuigcellen:​
  • Staafjes ​
  • Kegeltjes








Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Staafjes​
Staafjes liggen over het hele ​netvlies, behalve op: ​
  • De gele vlek ​
  • De blinde vlek​

Staafjes nemen contrasten waar in zwart-grijs-wit.​
  • Heel gevoelig voor licht​
  • In schemering nog dingen waarnemen.






Slide 28 - Tekstslide

Kegeltjes​
Kegeltjes liggen alleen op en ​
rond de gele vlek.​

De Kegeltjes nemen Kleuren waar. ​
Alleen als er genoeg licht is.​ (omdat ze kleiner zijn dan de staafjes hebben ze ​meer moeite om licht op te vangen).



Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Zijn er nog vragen?

Slide 31 - Tekstslide

Je hebt verschillende zintuigen.
Welk zintuig hoort bij het oog?
A
gezichts zintuig
B
licht zintuig
C
gehoor zintuig
D
reuk zintuig

Slide 32 - Quizvraag

Vormen alle zintuigen (oor, oog, neus, huid en tong) bij elkaar het zenuwstelsel?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Het oog heeft als taak prikkels op te vangen.
Wat is de prikkel voor de zintuigen in het oog?
A
geur
B
druk
C
licht
D
geluid

Slide 34 - Quizvraag

Hoe heten de signalen die je zintuigen, bijv. je oog, doorsturen naar je hersenen?
A
Prikkels
B
Impulsen

Slide 35 - Quizvraag

Hoe wordt het zintuig oog ook genoemd?
A
zichtzintuig
B
oogzintuig
C
gezichtszintuig
D
zienzintuig

Slide 36 - Quizvraag

welke zintuigen liggen in ons oog?
A
zichtzintuigen
B
lichtzintuigen
C
geen
D
trilzintuigen

Slide 37 - Quizvraag

Welke prikkel kun je opvangen met de zintuigen in je oog?
A
netvlies
B
kijken
C
licht
D
oogbol

Slide 38 - Quizvraag

Je oog is een ...
Het licht komt binnen op je....
Diepte zie je als met met ... kijkt.
A
prikkel - pupil - 1 oog
B
zintuig - pupil - twee ogen
C
prikkel - netvlies - 1 oog
D
zintuig - netvlies - twee ogen

Slide 39 - Quizvraag

Het oog is het zintuig om licht op te vangen.
Welk onderdeel zorgt ervoor dat het oog voldoende voedingsstoffen en zuurstof krijgt?
A
vaatvlies
B
netvlies
C
harde oogvlies
D
hoornvlies

Slide 40 - Quizvraag

Het oog is het zintuig om licht op te vangen. In welk deel van het oog valt het meeste licht om goed beeld te kunnen maken?
A
vaatvlies
B
harde oogvlies
C
gele vlek
D
hoornvlies

Slide 41 - Quizvraag

Wat is een adequate prikkel?
A
Dat is een prikkel waar een bepaald zintuig alleen gevoelig voor is waardoor er een impuls kan ontstaan. bijvoorbeeld: Licht voor het oog
B
Dat is een prikkel waar alle zintuigen op reageren.

Slide 42 - Quizvraag

Slide 43 - Tekstslide