EVE Klas 2 Spelling: Bijvoeglijk naamwoord

Spelling
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1-4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Planning:
  • Lezen
  • Planning komende week
  • Uitleg spelling
  • Zelf werken

Slide 2 - Tekstslide

Welkom!
Ga zitten op je vaste plek. 
Leg je boek, schrift en leesboek op tafel
Jas uit en tas van tafel!

Slide 3 - Tekstslide

Planning komende week
  • Dinsdag 10 dec > herkansing leestoets H1
  • Dinsdag 10 dec > laatste kans inleveren collage

Slide 4 - Tekstslide


Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  • Je leert wat een bijvoegelijk naamwoord is en hoe je de lange en korte vorm moet spellen.

Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?

Die gekke Tommy gooide zijn nieuwe iPhone zo in de grijze afvalbak.

Slide 6 - Open vraag


Wat is een bijvoeglijk naamwoord?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord (zn).

  • C2C is een leuke klas.
  • Die grappige Eli weet het altijd beter.
  • Ons vakantiehuis is prachtig.

Slide 7 - Tekstslide


Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Vaak komt er een -e achter het woord (lange vorm), maar niet altijd (korte vorm).

  • Een leuke klas / De klas is leuk.
  • De grappige jongen / De jongen is grappig.
  • Het prachtige vakantiehuis / Een prachtig vakantiehuis.

Slide 8 - Tekstslide

De tas is (....)

bijv. nw: groen

Slide 9 - Open vraag

De (...) tas.

bijv. nw: groen

Slide 10 - Open vraag


Wanneer kort? Wanneer lang (met -e)?







Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Een mooi meisje                      Een mooie jongen

Een groot huis                          Een grote flat

Waarom is dat?

Slide 11 - Tekstslide


Wanneer kort? Wanneer lang (met -e)?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Kort:
  • Na het lidwoord ‘een’ als het woord onzijdig is (een het-woord is)
     Een groot vakantiehuis // Een mooi gerecht
  • Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat.
     Die scholier is fantastisch. // Het huis is schitterend.

Lang:
  • Na het lidwoord ‘de’ en ‘het’.
     De grote jongen // Het mooie gerecht
  • Na het lidwoord ‘een’ als het woord mannelijk of vrouwelijk is (een de-woord is).
     Een leuke vriendin // Een fantastische show
  • Als er geen lidwoord voor een woord in het meervoud staat.
     Slimme leerlingen // Grote groepen

Slide 12 - Tekstslide


Hoe schrijf je de lange vorm?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
De lange vorm:
  • Zet een -e achter het woord: mooi, mooie / fijn, fijne


  • Verdubbel de laatste letter en zet een -e achter het woord: fris, frisse / glad, gladde / wit, witte
  • Haal een a, e, o of u weg en zet een -e achter het woord: traag, trage / leeg, lege / dood, dode / zuur, zure.​
  • Verander een -f in een -v- of een -s in een -z- en zet een -e achter het woord: lief, lieve / naïef, naïeve / grijs, grijze / vlekkeloos, vlekkeloze

Slide 13 - Tekstslide

Om bij het (..1..) huis te komen, moesten we over een (..2..) brug lopen, voorbij de (..3..) boom.

bijv. nw: 1 scheef, 2 glad, 3 krom

Slide 14 - Open vraag


Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Is het bijvoeglijk naamwoord een materiaal (stof), dan schrijf je het bijna altijd met -en.

  • De gouden beker
  • De papieren versie
  • Het katoenen shirtje
  • De wollen sjaal

Slide 15 - Tekstslide

Beschrijf wat jij aan hebt.

Gebruik 2 stoffelijk bijvoegelijk naamwoorden.

Slide 16 - Open vraag


Aan de slag!




Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Eerst: cursus 7 § 5 bijvoegelijk naamwoorden

Dan:
Cambiumned

LET OP je percentage. Stel vragen als je fouten maakt die je niet begrijpt. 
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Ik kan een bijvoeglijk naamwoord herkennen en goed spellen

Slide 18 - Poll

Spelling - bijvoeglijk naamwoord
QUIZ 

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hans en Marije hebben een (groot) probleem.
A
grote
B
groten
C
grootte
D
groot

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Het was een (druk) bedoening in het Vondelpark.
A
druk
B
druke
C
drukke
D
drukken

Slide 22 - Quizvraag

Evaluatie: ik beheers de spelling van bijvoeglijk naamwoorden...
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll