All grammar unit 3

Welcome 2H!
Ms Mollenbrok
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welcome 2H!
Ms Mollenbrok

Slide 1 - Tekstslide

Today
  • Five minutes of reading
  • Grammar recap
  • Work 



Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Present Continuous
De present continuous (-ing-vorm) wordt gebruikt als iets nu aan de gang is.

Je maakt de present contiuous met am/is/are + werkwoord+ing 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Present Simple

Hele werkwoord 
SHIT = hele werkwoord +s!

signaalwoorden:
Always, every..., often, usually,
normally, sometimes, never
Present Continuous

Am/is/are + hele werkwoord +ing

Signaalwoorden:
at the moment, at this moment, today, now, right now, listen!, look!

Slide 6 - Tekstslide

Stappenplan
Present Simple vs. Present Continuous

  1. Welke signaalwoorden staan in de zin?
  2. Present Simple of Present Continuous? 
  3. Present Simple = Is het SHIT of niet?         > vul in!
    Present Continuous = am/is/are?                > vul in! 

Slide 7 - Tekstslide

Present Simple or Present Continuous?
My sister usually ___ (watch) TV after she comes home from work.

Slide 8 - Open vraag

Present Simple or Present Continuous?
Ronald ___ (put) some money in his account right now.

Slide 9 - Open vraag

Present Simple or Present Continuous?
You ___ (not make) a lot more money than I am at the moment.

Slide 10 - Open vraag

Present Simple or Present Continuous?
My dad ___ (not solve) a crossword puzzle every day.

Slide 11 - Open vraag

I ............. (often / drink) Coke.
A
am often drinking
B
often drink

Slide 12 - Quizvraag

I ............. (drink) mineral water at the moment, because I have to drive.
A
am drinking
B
drink

Slide 13 - Quizvraag

Now I ............. (listen) to classical music.
A
listen
B
am listening

Slide 14 - Quizvraag

I can't help now, I ___ (read) a book for school.

Slide 15 - Open vraag

Present Simple or Present Continuous?
My dad ___ (not work) in the office every day.

Slide 16 - Open vraag

Present Simple or Present Continuous?
You ___ (not make) more cakes than I am at the moment!

Slide 17 - Open vraag

Now: Some/Any

Slide 18 - Tekstslide

Some / Any

Slide 19 - Tekstslide

Some/any

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Future - difference
  • If you're sure that something is going to happen:
       be going to + entire verb
      I am going to visit my friends this weekend, I just booked.

  • If you simply refer to the future or just made a spontaneous decision: will/shall + entire verb
     I will help you in a minute.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

will + not = WON'T

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Christy _____ her grandmother tomorrow, she just bought a train ticket.
A
will visit
B
visits
C
shall visit
D
is going to visit

Slide 29 - Quizvraag

It _____ rain, so you don't need
to take an umbrella.
A
will
B
shan't
C
won't
D
is going to

Slide 30 - Quizvraag

I hope the weather _____ nice.
A
will be
B
is going to be
C
shall be

Slide 31 - Quizvraag

I _____ Brandon for dinner tonight. He called to make a reservation.
A
will meet
B
am going to meet
C
meeting
D
shall meet

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

SOME / ANY

Slide 34 - Woordweb

SOME / ANY

SOME en ANY betekenen beide:

  • enkele
  • wat 
  • een paar
  • geen (in combinatie met NOT)
                                                                           Ik koop elke dag wat snoep in de kantine.
                                                                     Every day I buy some sweets in the canteen.
                                                           Mijn broer mag geen noten eten, hij is allergisch.
                                                                        My brother can't eat any nuts, he's allergic.


Slide 35 - Tekstslide

SOME / ANY
Some en any hebben dus dezelfde betekenis, 
maar worden in verschillende soorten zinnen gebruikt. 

Some gebruik je in bevestigende zinnen, deze eindigen altijd met een punt of een uitroepteken en er staat geen 'not' in.

Any gebruik je in zinnen met een vraagteken 
en zinnen met het woord 'not' er in.

Slide 36 - Tekstslide

We need some tomatoes.
Do we need any tomatoes?

Slide 37 - Tekstslide

Daffy has some money.
Patrick doesn't have any money.

Slide 38 - Tekstslide

I have ___ apples left.
A
any
B
some

Slide 39 - Quizvraag

Are there ___ cakes left?
A
any
B
some

Slide 40 - Quizvraag

He hasn't got ___ time.
A
any
B
some

Slide 41 - Quizvraag

He has ___ money.
A
some
B
any

Slide 42 - Quizvraag

A little or a few?
A little = een (klein) beetje
Little = weinig
Gebruik voor dingen die je NIET kunt tellen.

A few = een paar 
Few = weinig
Gebruik voor dingen die je kunt tellen. 

Slide 43 - Tekstslide

A little or a few?
Can I have a little water = Mag ik een beetje water? 
There is little music on the TV. = Er is weinig muziek op de TV. 

There are a few windows. = Er zijn een paar ramen.
There are a few good movies. = Er zijn een paar goede films. 

Slide 44 - Tekstslide

Telbaar of ontelbaar: water
A
Telbaar
B
Ontelbaar

Slide 45 - Quizvraag

Telbaar of ontelbaar: sugar
A
Telbaar
B
Ontelbaar

Slide 46 - Quizvraag

Telbaar of ontelbaar: guy
A
Telbaar
B
Ontelbaar

Slide 47 - Quizvraag

Telbaar of ontelbaar: lock
A
Telbaar
B
Ontelbaar

Slide 48 - Quizvraag

Telbaar of ontelbaar: money
A
Telbaar
B
Ontelbaar

Slide 49 - Quizvraag

Telbaar of ontelbaar: time
A
Telbaar
B
Ontelbaar

Slide 50 - Quizvraag