WW Hoofdstuk 4

Programma
  • Vorige les
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma
  • Vorige les
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak is onjuist?
  1. Een individuele arbeidsovereenkomst is een overeenkomst tussen één werkgever en één werknemer.
  2. Bij het afsluiten van een individuele arbeidsovereenkomst wordt rekening gehouden met de voor de bedrijfstak geldende CAO.
  3. De jaarlijkse loonsverhoging wordt meestal in de individuele arbeidsovereenkomst afgesproken.
  4. Het aantal extra vakantiedagen wordt in een individuele arbeidsovereenkomst geregeld.
timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

3. De jaarlijkse loonsverhoging wordt vastgelegd in een CAO en meestal niet in de individuele arbeidsovereenkomst.

Bron: LWEO, Werk en Werkloosheid, 1e druk; vraag 3.19
Nakijken 3.14 t/m 3.17

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk doelen
• uitleggen hoe soepel ontslagrecht doorwerkt op de kansen om ontslagen te worden en de kansen om aangenomen te worden.
• uitleggen waarom de hoogte van de werkloosheid op een bepaald moment niets zegt over de duur van de werkloosheid en het totale aantal mensen dat in een periode werkloos is geweest.
• de volgende soorten werkloosheid beschrijven: natuurlijke werkloosheid, frictiewerkloosheid, structurele ¬werkloosheid, conjuncturele werkloosheid.
• uitleggen waarom hoge looneisen tot werkloosheid kunnen leiden.
• berekeningen maken met de formule werkgelegenheid = productie / arbeidsproductiviteit.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Uitleggen hoe soepel ontslagrecht doorwerkt op de kansen om ontslagen te worden en de kansen om aangenomen te worden.
  • Uitleggen waarom de hoogte van de werkloosheid op een bepaald moment niets zegt over de duur van de werkloosheid en het totaal aantal mensen dat in een periode werkloos is geweest. 


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de volgende personen werkloos volgens de definitie van het CBS?
- Alle 15- tot 75-jarigen die in Nederland wonen, 
- minder dan 1 uur per week werken, 
- actief op zoek zijn naar betaald werk voor 1 uur of meer 
- daarvoor direct beschikbaar zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkloosheids-percentage


> Aantallen zeggen niet zoveel als je een klein land vergelijkt met een groot land, dus in percentage.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken het werkloosheidspercentage.


Bereken het werkloosheids-percentage

Slide 10 - Tekstslide

0.7/8.5 x 100% = 8,2%
Ontslagbescherming
De mate waarin de werknemer beschermd wordt tegen ontslag.

> Wat is het gevolg van weinig ontslagbescherming?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontslagrecht
Hoe makkelijk of moeilijk werknemers kunnen worden ontslagen . 
In Nederland niet zo soepel met veel regels in het ontslagrecht.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maken opdracht 4.1 t/m 4.5


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie
  • Uitleggen hoe soepel ontslagrecht doorwerkt op de kansen om ontslagen te worden en de kansen om aangenomen te worden.
  • Uitleggen waarom de hoogte van de werkloosheid op een bepaald moment niets zegt over de duur van de werkloosheid en het totaal aantal mensen dat in een periode werkloos is geweest. 


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkgelegenheid
Productie
Arbeidsproductiviteit
=

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkloosheid
Conjuncturele
werkloosheid
Natuurlijke werkloosheid
  • Kwantitatieve structurele werkloosheid
  • Kwalitatieve structurele werkloosheid
  • Frictiewerkloosheid
  • Seizoenswerkloosheid 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conjuncturele werkloosheid
  • Werkloosheid die ontstaat door onderbesteding.
  • Laagconjunctuur -> minder bestedingen -> minder productie 
  • Door de lage bezettingsgraad zitten mensen thuis, die bij meer vraag (en dus meer productie) wél werk zouden hebben.
  • Door een stijging van de bestedingen kan deze vorm van werkloosheid worden bestreden.
 
Volgens Keyens zou de overheid in dat geval kunnen overwegen om:
 zélf meer te gaan besteden,
 en/of de belastingen te verlagen, zodat gezinnen meer gaan besteden.



Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mogelijke oplossingen conjuncturele werkloosheid
  • Door een stijging van de bestedingen kan deze vorm van werkloosheid worden bestreden.
  • Volgens Keyens zou de overheid in dat geval kunnen overwegen om: zélf meer te gaan besteden en/of de belastingen te verlagen, zodat gezinnen meer gaan besteden.



Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conjuncturele werkloosheid

Slide 19 - Tekstslide


Een land heeft een productiecapaciteit van €530 mld.
In een periode van laagconjunctuur zijn de bestedingen € 500 mld.
De gemiddelde arbeidsproductiviteit bedraagt € 100.000 per jaar.
De productie € 30 mld. minder is dan maximaal.
Elke € 100.000 onderzetting is 1 extra werkloze.
Er zijn dus in totaal 300.000 mensen conjunctureel werkloos zijn.
Programma
  • Bespreken opdracht 4.4 t/m 4.7
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
• berekeningen maken met de formule 
   werkgelegenheid = productie / arbeidsproductiviteit.

• de volgende soorten werkloosheid beschrijven: 
  conjuncturele werkloosheid
  natuurlijke werkloosheid
  frictiewerkloosheid
  structurele werkloosheid




Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conjuncturele werkloosheid

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken 4.4 t/m 4.7

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkloosheid
Conjuncturele
werkloosheid
Natuurlijke werkloosheid
  • Kwantitatieve structurele werkloosheid
  • Kwalitatieve structurele werkloosheid
  • Frictiewerkloosheid
  • Seizoenswerkloosheid 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke werkloosheid
Niks te maken met op- en neergang van de economie, zal er altijd zijn.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kwantitatieve structurele werkloosheid
  • Er zijn (zélfs bij volledige bezetting / maximale productie) onvoldoende arbeidsplaatsen om iedereen een baan te verschaffen.
  • Enkele belangrijke oorzaken zijn: 
  • vervanging van arbeid door kapitaal (mechanisering / automatisering)
  • verbeterde productiemethoden (hogere arbeidsproductiviteit)
  • verplaatsing van productie naar het buitenland.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mogelijke oplossingen kwantitatieve structurele werkloosheid
  • De overheid moet zorgen voor een goed investeringsklimaat, zodat bedrijven blijven investeren. Dit zorgt voor de lange termijn voor behoud/groei van de productiecapaciteit.
  • Op korte termijn moeten maatregelen genomen worden om het beschikbare werk beter te verdelen over de beroepsbevolking. Bijv. VUT; ouderen eerder laten stoppen met werken, stimuleren van deeltijdwerk, ATV; een volle baan terugbrengen in uren (bijvoorbeeld van 40 naar 36 uur per week)

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kwantitatieve structurele werkloosheid

Slide 28 - Tekstslide

We gaan verder op basis van het vorige voorbeeld.
De productiecapaciteit is nog steeds € 530 mld. en de arbeidsproductiviteit € 100.000.
Nieuw gegeven:
de omvang van de beroepsbevolking is 5,8 mln. personen
Wanneer in dit land de productiecapaciteit volledig benut wordt, is er voor 5,3 mln. personen werk.
Dat wil zeggen dat er bij maximale productie nog steeds 500.000 personen (5,8 mln – 5,3 mln) werkloos zijn.
Dat noemen we de (kwantitatieve) structurele werkloosheid. 
Kwaltitatieve structurele werkloosheid
  • Kwaliteit = ‘opleiding’ werkzoekenden
  • De werkzoekenden beschikken niet over de juiste kwaliteiten om te kunnen voldoen aan de vacatures die er zijn. Met andere woorden: vraag en aanbod op de arbeidsmarkt sluiten niet goed op elkaar aan.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mogelijke oplossingen kwaltitatieve structurele werkloosheid
  • De werkzoekenden stimuleren tot om-/her-/bijscholing om zo wél geschikt te worden voor de vacatures
  • Mensen stimuleren om een baan te accepteren in een andere regio (bijvoorbeeld door verhuiskosten aftrekbaar te maken van de belasting)

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Frictiewerkloosheid
  • Werkloosheid die ontstaat bij het zoeken of het wisselen van een baan (maximaal 8 maanden werkloos).
  • Oorzaak zijn lange sollicitatieprocedures en moeizame informatievoorziening.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mogelijke oplossingen frictiewerkloosheid
  • betere/snellere informatievoorziening, zodat werkzoekenden sneller en beter zien waar banen zijn (en werkgevers beter zien waar zij nog personeel kunnen werven).
  • ontslagrecht versoepelen (het mogelijk maken mensen eenvoudiger te ontslaan), zodat bedrijven hun sollicitatieprocedure inkorten (het bedrijf zit niet direct vast aan de werknemer, maar kan hem/haar uit proberen)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Seizoenswerkloosheid

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Seizoenswerkloosheid
  • Werkloosheid van tijdelijke aard, veroorzaakt doordat er tijdens bepaalde seizoenen (in Nederland meestal in de winter) in een sector geen/minder werk is.
  • Bijvoorbeeld:
  • in de winter is er minder werk in de toerisme-industrie
  • in de winter zijn de meeste pretparken gesloten
  • in de winter liggen bouwwerkzaamheden vaak stil

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mogelijke oplossingen seizoenswerkloosheid
  • Er zijn niet veel maatregelen die de overheid hiertegen kan nemen.
  • Er is wel een voorbeeld:
  • In de winter betalen werkgevers van schildersbedrijven minder sociale premies. Hierdoor kunnen schildersbedrijven in de winter goedkoper werken. De extra vraag die hierdoor in de winter ontstaat betekent dat sommige schilders niet meer werkloos zijn in de winter.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maak opdracht 4.8 t/m 4.14


Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Vorige les
  • Bespreken opdracht 4.8 t/m 4.14
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • de volgende soorten werkloosheid beschrijven: 
     conjuncturele werkloosheid
     natuurlijke werkloosheid
     structurele werkloosheid
     frictiewerkloosheid
     seizoenswerkloosheid
  • uitleggen waarom hoge looneisen tot werkloosheid kunnen   leiden.





Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkloosheid
Conjuncturele
werkloosheid
Natuurlijke werkloosheid
  • Kwantitatieve structurele werkloosheid
  • Kwalitatieve structurele werkloosheid
  • Frictiewerkloosheid
  • Seizoenswerkloosheid 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van welke soort werkloosheid is hier sprake?
Het minimumloon wordt verhoogd. Werkgevers vrezen hogere werkloosheid.
A
frictiewerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
conjuncturele werkloosheid

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welke soort werkloosheid is hier sprake?
Vakbonden matigen de lonen. Zo gaan zij in op het verzoek van de politiek om alles te doen om meer mensen aan het werk te krijgen.
A
frictiewerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
conjuncturele werkloosheid

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welke soort werkloosheid is hier sprake?
Het consumentenvertrouwen daalt. Dalende bestedingen van consumenten jagen de werkloosheid op.
A
frictiewerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
conjuncturele werkloosheid

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welke soort werkloosheid is hier sprake?
Piet is net afgestudeerd, solliciteert en verwacht over twee maanden aan de slag te gaan.
A
frictiewerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
conjuncturele werkloosheid

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welke soort werkloosheid is hier sprake?
Gunstige voorspellingen van het Centraal Plan Bureau (CPB) zorgen voor meer investeringen. Bouwbedrijven vechten om werknemers.
A
frictiewerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
conjuncturele werkloosheid

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welke soort werkloosheid is hier sprake?
Door een pandemie mogen winkels en de horeca slechts beperkt klanten toelaten.
A
frictiewerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
conjuncturele werkloosheid

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken 4.8 t/m 4.14
  • opdracht 4.7
  • opdracht 4.8
  • opdracht 4.9
  • opdracht 4.10
  • opdracht 4.11

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsmarktbeleid
Natuurlijke werkloosheid beïnvloeden --> door de overheid
  • Verbeteren van arbeidsbemiddeling (werkgever en personeel bij elkaar brengen). 
  • Geven van loonsubsidies --> aantrekkelijker om werklozen met een lage opleiding in dienst te nemen. 
  • Aanbieden of verplicht stellen van scholingstrajecten. 
  • Flexibiliseren van de arbeidsmarkt. 

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maak opdracht 4.15 t/m 4.17


Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door de coronapandemie stijgt de werkloosheid. Is deze werkloosheid passend bij structurele of conjuncturele werkloosheid?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er is veel werkloosheid bij een
A
krappe arbeidsmarkt
B
ruime arbeidsmarkt

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je niet werkt, ben je nog niet werkloos. Wanneer ben je wel werkloos?
A
Je bent actief op zoek naar werk.
B
Je hebt geen baan.
C
Je bent tussen de 15 en de pensioenleeftijd.
D
Je voldoet aan alle drie voorwaarden (A+B+C)

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkgelegenheid is hetzelfde als
A
de totale vraag naar arbeid
B
het totale aanbod van arbeid
C
arbeidsplaatsen
D
vacatures

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je was ober en bent door corona ontslagen. Je bent op zoek naar een nieuwe baan.
A
Frictie werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Geen werkloosheid

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een soepel ontslagrecht betekent dat de procedure om mensen te ontslaan.....

A
gemakkelijker wordt
B
moeilijker wordt

Slide 54 - Quizvraag

A
Wat gebeurt er bij structurele werkloosheid?
A
een bedrijf gaat anders produceren
B
de bedrijfscultuur verandert
C
een bedrijf ontslaat zomaar medewerkers
D
er is geen vraag meer naar het product

Slide 55 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies