Donderdag 27 Mei: Het Financieel plan

Periode | Eigen Bedrijf







Loy Bastiaens
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Periode | Eigen Bedrijf







Loy Bastiaens

Slide 1 - Tekstslide

Ondernemingsplan
  • Mooie titelpagina
  • Inhoudsopgave met paginanummering! 
  • Persoonlijke gegevens
  • Omschrijving van het idee (volgens 'The Golden Circle')
  • Marktomschrijving
  • Doelgroepomschrijving (de persona)
  • Doelstellingen en SWOT analyse
  • Marketing mix (4 C's)
  • Financieel plan
  • Bijlage 1: Visuele identiteit 
  • Bijlage 2: Foto van je mindmap

Slide 2 - Tekstslide

Financieel plan

Wanneer je een bedrijf start, dan moet je in de meeste gevallen investeren om er een succes van te maken.

  • Investeringsbegroting 
  • Financieringsbegroting
  • Exploitatiebegroting

Slide 3 - Tekstslide

Wat is BTW?

  • BTW betekent Belasting toegevoegde waarde.
  • Btw is het bedrag dat de winkelier bij de verkoopprijs moet optellen.
  • De klant betaalt de verkoopprijs waarvan een gedeelte het BTW-bedrag is. Het BTW-bedrag moet de winkelier aan de belastingdienst geven.
  • Een ander woord voor het btw-bedrag is de omzetbelasting.

Slide 4 - Tekstslide

De BTW-tarieven

Het BTW-bedrag wordt berekend met het BTW-percentage (tarief).

Het BTW-percentage bij artikelen voor basisbehoeften zoals eten en drinken is 9%.

Het BTW-percentage voor luxe goederen is 21% 

Slide 5 - Tekstslide

Rekenen met btw
De verkoopprijs van een jas is € 125.
De btw is 21%.

De consumentenprijs (wat betaal je in de winkel):

Hoeveel is 21% BTW --> € 125 : 100 x 21 = €26,25 
Hoeveel is de totaalprijs? € 125 + € 26,25 = €151,25

Slide 6 - Tekstslide

Omzetbelasting Aangeven
Q1 (jan, feb, maa): Ontvangen BTW - betaalde BTW = ?
Q2 (mei, apr, jun): Ontvangen BTW - betaalde BTW = ?
Q3 (jul, aug, sep): Ontvangen BTW - betaalde BTW = ?
Q4 (okt, nov, dec): Ontvangen BTW - betaalde BTW = ?

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Ik heb 20 T-shirts voor €10,- per stuk verkocht in Q1   --> €200,-
  • De BTW die ik daarover heb ontvangen is 21%   --> €42,-
  • In totaal heb ik dus €242,- ontvangen in Q1.

  • Ik ben 1 keer gaan dineren met mijn leverancier in Q1 --> €80,- 
  • De BTW die ik daarover betaald heb is 9% --> €7,20
  • In totaal heb ik dus €87,20 betaald voor het diner

  • De omzetbelasting die ik moet betalen is: €42 - €7,20 = €34,80

Slide 8 - Tekstslide

Financieel plan

Wanneer je een bedrijf start, dan moet je in de meeste gevallen investeren om er een succes van te maken.

  • Investeringsbegroting 
  • Financieringsbegroting
  • Exploitatiebegroting

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Investeringen
Investeringen zijn uitgaven aan bedrijfsmiddelen zoals een laptops, voorraden en een bedrijfsauto (foodtruck).

Slide 11 - Tekstslide

Investeringsbegroting
Alleen zaken die je koopt om te starten komen terug in de investeringsbegroting. In de investeringsbegroting laat je zien hoeveel geld er nodig is om je bedrijf te kunnen starten.
Vlotte activa = spullen of dingen di
Vaste activa = spullen die je voor langer dan een jaar hebt

Slide 12 - Tekstslide

Financieringsbegroting
In deze begroting staat hoe je je investering gaat financieren. 
eigen geld = eigen vermogen
een lening bij de bank of familie = vreemd vermogen

Slide 13 - Tekstslide

Ga aan de slag met je financiele plan
  • Investeringsbegroting 
  • Financieringsbegroting

Slide 14 - Tekstslide