Ik heb 20 T-shirts voor €10,- per stuk verkocht in Q1 --> €200,-
De BTW die ik daarover heb ontvangen is 21% --> €42,-
In totaal heb ik dus €242,- ontvangen in Q1.
Ik ben 1 keer gaan dineren met mijn leverancier in Q1 --> €80,-
De BTW die ik daarover betaald heb is 9% --> €7,20
In totaal heb ik dus €87,20 betaald voor het diner
De omzetbelasting die ik moet betalen is: €42 - €7,20 = €34,80
Slide 8 - Tekstslide
Financieel plan
Wanneer je een bedrijf start, dan moet je in de meeste gevallen investeren om er een succes van te maken.
Investeringsbegroting
Financieringsbegroting
Exploitatiebegroting
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Investeringen
Investeringen zijn uitgaven aan bedrijfsmiddelen zoals een laptops, voorraden en een bedrijfsauto (foodtruck).
Slide 11 - Tekstslide
Investeringsbegroting
Alleen zaken die je koopt om te starten komen terug in de investeringsbegroting. In de investeringsbegroting laat je zien hoeveel geld er nodig is om je bedrijf te kunnen starten.
Vlotte activa = spullen of dingen di
Vaste activa = spullen die je voor langer dan een jaar hebt
Slide 12 - Tekstslide
Financieringsbegroting
In deze begroting staat hoe je je investering gaat financieren.
eigen geld = eigen vermogen
een lening bij de bank of familie = vreemd vermogen