Frans 1MHV voca + grammaire CH 0 + 1
1 / 39
Lesduur is: 10 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat weet je nog van de lidwoorden in het Frans?
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Tekstslide
Wat zijn in het Frans de vrouwelijke lidwoorden?
A
le, un
B
le, une
C
la, un
D
la, une
Slide 4 - Quizvraag
Wat is in het Frans een meervoudig lidwoord?
A
le
B
la
C
l'
D
les
Slide 5 - Quizvraag
Wanneer gebruik je in het Frans het lidwoord " l' " ?
A
Voor klinkers en een stomme 'h'
B
Voor mannelijke woorden
C
Voor vrouwelijke woorden
D
Bij un en une
Slide 6 - Quizvraag
Hoe vertaal je 'een' in het Frans?
Slide 7 - Open vraag
Wanneer gebruik je in het Frans het lidwoord "une" ?
A
Voor mannelijke woorden
B
Voor vrouwelijke woorden
Slide 8 - Quizvraag
Verander het lidwoord in un/une:
le jardin
le jardin
A
un jardin
B
une jardin
Slide 9 - Quizvraag
un, une betekenen : een
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quizvraag
C'est un / une / l' chien.
A
un
B
une
C
l'
Slide 11 - Quizvraag
Verander het lidwoord in un/une:
la photo
la photo
A
un photo
B
une photo
Slide 12 - Quizvraag
Verander het lidwoord in un/une:
la copine
la copine
A
un copine
B
une copine
Slide 13 - Quizvraag
Verander het lidwoord in un/une:
le truc
le truc
A
un truc
B
une truc
Slide 14 - Quizvraag
Verander het lidwoord in un/une:
le stylo
le stylo
A
un stylo
B
une stylo
Slide 15 - Quizvraag
Verander het lidwoord in un/une:
le message
le message
A
un message
B
une message
Slide 16 - Quizvraag
Verander het lidwoord in un/une:
la fille
la fille
A
un fille
B
une fille
Slide 17 - Quizvraag
je
tu
elles
nous
il
wij
ik
jij
hij
zij
Slide 18 - Sleepvraag
La famille:
la mère
de vader
de moeder
de zoon
de dochter
la fille
le fils
le père
Slide 19 - Sleepvraag
la mer
ma petite soeur
aujourd'hui
de moeder
de zee
mijn zusje
vandaag
la mère
Slide 20 - Sleepvraag
La famille:
een oom
een neef
een broer
een tante
un oncle
une tante
un cousin
un frère
Slide 21 - Sleepvraag
Combine les nombres 11 à 20 correctement
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
onze
vingt
dix-huit
treize
quatorze
quinze
seize
dix-sept
douze
dix-neuf
Slide 22 - Sleepvraag
Les vacances
La famille
les animaux
la soeur
la plage
le chat
le père
la mer
le cousin
le chien
la piscine
le frère
Slide 23 - Sleepvraag
Slide 24 - Video
j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Grammaire 'Avoir'
ik heb
jij hebt
hij/zij/men heeft / we hebben
wij hebben
u heeft, jullie hebben
zij hebben
Slide 25 - Sleepvraag
avoir
A
hebben
B
zijn
C
doen
D
maken
Slide 26 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)
Ils ________ (avoir)
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons
Slide 27 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van avoir in:
tu ________ (avoir)
tu ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons
Slide 28 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van avoir in:
Il ________ (avoir)
Il ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
ont
Slide 29 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van avoir in:
J' ________ (avoir)
J' ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
ont
D
avons
Slide 30 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van avoir in:
Vous ________ (avoir)
Vous ________ (avoir)
A
avez
B
as
C
ont
D
avons
Slide 31 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van avoir in:
Elle ________ (avoir)
Elle ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons
Slide 32 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van avoir in:
Nous ________ (avoir)
Nous ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons
Slide 33 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van avoir in:
On ________ (avoir)
On ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
avons
D
a
Slide 34 - Quizvraag
Kies de juiste vorm van avoir:
Marie ________ (avoir)
Marie ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons
Slide 35 - Quizvraag
Slide 36 - Tekstslide
Ik weet wat ik nog moet leren voor de toets van Chapitre 0+1.
😒🙁😐🙂😃
Slide 37 - Poll
Slide 38 - Tekstslide
Ken je het rijtje van 'avoir' al?
Typ de vormen die je al weet.
Typ de vormen die je al weet.
timer
1:00
