Les 2 - Nakijken opdrachten

Nakijken

Deze les kijk je de opdrachten van leesvaardigheid H. 5 na en maak je een aantal oefenopgaven voor de toets. 


1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nakijken

Deze les kijk je de opdrachten van leesvaardigheid H. 5 na en maak je een aantal oefenopgaven voor de toets. 


Slide 1 - Tekstslide

Antwoorden H. 5

In de volgende slides vind je de antwoorden op de opdrachten van hoofdstuk 5 leesvaardigheid. Pak een potlood of een gekleurde pen en vink aan wat je goed gedaan hebt en wat niet. 
Als je klaar bent, ga je aan de slag met de oefenvragen ter voorbereiding op de toets in de volgende slides. 

Slide 2 - Tekstslide

ANTWOORDEN LEZEN H.5 

Hoofdstuk 5 

Startopdracht
  
1+2 ‘Volgens veel psychologen is werken in een groen gekleurde ruimte heel goed, want groen heeft een heilzame en activerende werking op lichaam en geest.’
3 duurzaam
4 Het is een secundaire kleur. Men heeft afgesproken dat groen een secundaire kleur is gevormd uit twee primaire keuren.


Opdracht 1
1 De titel is een mening. Uitleg: ‘gaat geen windeieren leggen’ betekent dat er iets gaat gebeuren. De verwachting is dat ….iets oplevert. Dat is een mening, want je kunt nog niet controleren of het waar is.
2 Dat je wel degelijk voordeel van iets hebt.
3 Dat hij mede-eigenaar is geworden van een windmolen.
4 Een periode van voorspoed, gevolgd door een tijd van tegenspoed.
5 want
6 De uitdrukking betekent: ervoor zorgen dat je ergens tegen kunt of geen last van hebt. Hier betekent de uitspraak van Dekker, dat hij er geen last van heeft als er de komende jaren minder zon is, omdat hij als mede-eigenaar van een windmolen een opbrengst heeft die het verlies kan opvangen.
7 Ik vind dat ik geen stroom van de windmolen hoef te ontvangen, omdat de opbrengst van mijn zonnepanelen op jaarbasis al zo'n beetje mijn hele stroomverbruik dekt. Ik hoef geen stroom van de windmolen te ontvangen, want ik dek met de opbrengst van mijn zonnepanelen mijn hele stroomverbruik al af.



Slide 3 - Tekstslide

8 alinea 5
9 Hij verwacht dat hij zijn bijdrage binnen 18 jaar heeft terugverdiend en dat hij een rente van vijf procent kan verdienen.
10 ‘draag ik voortaan toch ook bij aan de productie van duurzame energie’
11 ‘dat je hebt bijgedragen aan het vergroenen van ons energiesysteem’
12 dus


Opdracht 2
1 een interview
2 A De aanleiding te noemen voor het schrijven van de tekst.
3 door de taalbarrière met haar Turkse en Marokkaanse buren
4 omdat het daar bloedheet werd
5 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ik vind stadstuinieren een echte aanrader.
6 vier
7 Nee, je bespaart relatief weinig door ze zelf te kweken, omdat groenten over het algemeen niet zo duur zijn.
8 1: Een gezamenlijke tuin schept natuurlijk verplichtingen (samenwerkdagen en de boel niet verwaarlozen).
2: Het is lastig dat ik er telkens naartoe moet.
9 dat een gezamenlijke tuin verplichtingen met zich meebrengt
10 Is stadstuinieren wel gezond?
11 feit
12 namelijk en immers


Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 3
1 D waardeoordelen
2 1: Je moet op bepaalde dagen samenwerken.
2: Je moet je tuin goed onderhouden.
3 B alleen 1 en 3
4 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ik zou wel een stadstuin willen hebben, want ik kan mijn eigen groente verbouwen en zo gezondere groente eten.
Ik zou geen stadtuin willen hebben, want de lucht in de stad is niet echt gezond en het levert echt geen gezondere groente op.

Opdracht 4
1 A Wat is nepnieuws en hoe herken je dat?
2 Je kunt er dan minder goed op vertrouwen dat de journalist zijn werk goed heeft gedaan.
3 A Alinea 1 en 2 vormen een tegenstelling.
4 Waarom verspreiden mensen nepnieuws?
5 D geeft een uitleg.
6 Omdat mensen nepnieuws nu sneller kunnen verspreiden en meer andere media gebruiken dan een krant lezen
7 C doordat nepnieuws en echt nieuws op dezelfde manier worden gepresenteerd
8 Bovendien, en ook
9 Er wordt in een opsomming uitgelegd hoe het komt dat echt nieuws en nepnieuws moeilijk te onderscheiden zijn.




Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 5

1 eigen antwoord
2 eigen antwoord
3 waarheid (van het nieuws) (al. 1) alternatieve feiten, controleerbaar, verhullen, verdraaien en omkeren van feiten (al. 5)
4 beëdiging, inauguratie, inhuldiging
5 feestje
6 Feiten die niet waar zijn, ook wel leugens genoemd.
7 Hij beschuldigt de media van het verspreiden van nepnieuws (al. 2).
8 c geloven de feiten niet als hun dat beter uitkomt.
d beweren dat wetenschappelijk gecontroleerde feiten leugens kunnen zijn.
f verhullen soms de feiten.
9 Als je niet deskundig bent en bescheiden reageert, dan zou je wetenschappelijk bewezen feiten juist wel accepteren en vertrouwen.
10 Hij vertrouwt de media niet.
11 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Als je wetenschappelijk bewezen feiten niet gelooft, wat geloof je dan nog wel wat waar is. 

Slide 6 - Tekstslide

Oefenvragen toets
Hopelijk heb je de opdrachten goed gemaakt!

De volgende oefenopdrachten gaan je helpen ter voorbereiding op de leestoets. 

Slide 7 - Tekstslide

Welke signaalwoorden horen bij een argument?
A
omdat
B
namelijk
C
want
D
vervolgens

Slide 8 - Quizvraag

Een mening is hetzelfde als een...
A
argument
B
standpunt
C
reden
D
conclusie

Slide 9 - Quizvraag

School is stom.

A
Mening
B
Feit

Slide 10 - Quizvraag

Iedereen draagt een geel shirt vandaag.
A
Mening
B
Feit

Slide 11 - Quizvraag

Geel is de mooiste kleur voor een shirt.
A
Mening
B
Feit

Slide 12 - Quizvraag

Het regent vandaag pijpenstelen.
A
Mening
B
Feit

Slide 13 - Quizvraag

Iedereen heeft een eigen mening.
A
Mening
B
Feit

Slide 14 - Quizvraag

Feiten zijn altijd te controleren.
A
Mening
B
Feit

Slide 15 - Quizvraag

Waar of niet waar? Een mening begint altijd met 'Ik vind...'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Een tekst eindigt vaak met een...
A
samenvatting
B
conclusie
C
aanleiding
D
anekdote

Slide 17 - Quizvraag

Een tekst begint vaak met een...
A
Conclusie
B
Aanbeveling
C
Aanleiding
D
Anekdote

Slide 18 - Quizvraag

Het onderwerp van een tekst bestaat uit...
A
Één of enkele woorden
B
Een volledige zin

Slide 19 - Quizvraag

De hoofdgedachte van een tekst bestaat uit...
A
Één of enkele woorden
B
Een volledige zin

Slide 20 - Quizvraag

Opdrachten maken
Maak opdracht 4 en 5 van hoofdstuk 6.

Als je dit al hebt gedaan kan je alle opdrachten van hoofdstuk 6 gaan nakijken. De antwoorden vind je in de jaarbijlage in de studiewijzer van SOM.

Succes!!

Slide 21 - Tekstslide