H11 uitscheiding herhaling vwo6

Herhaling H11                          Uitscheidingsorganen
Wat is het doel van uitscheiding? 
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 45 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H11                          Uitscheidingsorganen
Wat is het doel van uitscheiding? 

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling H11.5
De nieren vwo6
BINAS 85ABC

Slide 2 - Tekstslide

Functies van de nieren
  • filteren van afvalstoffen uit het bloed
  • osmotische waarde van het bloed regelen (ADH)
  • regelen zuur-base evenwicht
  • hormoonproductie: EPO (rode bloedcelproductie) en renine (bloeddruk regulatie)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Noem 2 anatomische redenen waarom vrouwen vaker blaasontsteking hebben dan mannen

Slide 5 - Tekstslide

Blaasontsteking: man vs vrouw
Een blaasontsteking komt bij vrouwen vaker voor dan bij mannen.
Dat heeft twee redenen:


1) Bij vrouwen ligt de uitgang van de plasbuis dichter bij de anus dan bij mannen
2) Bij vrouwen is de plasbuis korter dan bij mannen. Hierdoor kunnen bacteriën makkelijker in de blaas terechtkomen dan bij een man.  


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

ultrafiltratie

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

 in het laatste gedeelte nauwelijks nog overdracht
tegenstroomprincipe: continu overdracht, hogere opbrengst

Slide 10 - Tekstslide

- Aangemaakt bij te laag bloedvolume (bloeddruk is laag, osmotische waarde is hoog)
- Stimuleert transport van extra waterkanalen en transportkanalen ureum naar membraan
- Meer ADH betekent meer water terugresorptie en minder urine
- Alcohol remt de afgifte van ADH

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Herhaling 11.2 De lever vwo5

Slide 13 - Tekstslide

  • De lever...betrokken bij...
  • vertering: verwerkt voedingsstoffen uit darmen
  • produceert gal=emulgator en dus GEEN enzym!
  • bloedvorming en -afbraak
  • uitscheiding
  • opslagfunctie (glycogeen, vet-oplosbare vitamines, aminozuren, vetten)
  • eiwitproductie
  • afbraak afval- en gifstoffen
  • cholesterolhuishouding

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

  • De lever controleert de samenstelling van het bloed
  • beïnvloedt daarmee de werking van vele andere organen 

Slide 16 - Tekstslide

Bloed aan-/ afvoer
Aanvoerende bloedvaten:
Leverslagader en poortader (vanaf de 
darmen)

Afvoerend bloedvat:
Leverader

Noem 2 verschillen in bloedsamenstelling tussen deze 2 vaten

Slide 17 - Tekstslide

Het vat bij P is de poortader, het "vat" bij Q is de galgang. 

Wat kun je zeggen over de richting van de pijl bij P?


Slide 18 - Tekstslide

Koolhydraatstofwisseling 
Bij een hoog bloedsuikergehalte zetten levercellen glucose uit het bloed om in glycogeen (onder invloed van insuline uit de alvleesklier)= glycogenese

Slide 19 - Tekstslide

Koolhydraatstofwisseling 
Bij een laag bloedsuikergehalte zetten levercellen glycogeen om in glucose en geven dat af aan het bloed (onder invloed van glucagon uit de alvleesklier)

Slide 20 - Tekstslide

Koolhydraatstofwisseling 
Wanneer de glycogeenvoorraad onvoldoende is voor de energiebehoefte wordt door de lever glucose gemaakt uit andere voedingsstoffen = gluconeogenese


Vetten
Aminozuren

Slide 21 - Tekstslide

Vetstofwisseling 
De lever zet vetachtige stoffen om naar lipoproteïnen waardoor de hydrofobe vetten wel in het bloedplasma vervoerd kunnen worden (H10).




Slide 22 - Tekstslide

Vetstofwisseling 
De lever zet ongeschikte vetzuren om in geschikte vetzuren (bijvoorbeeld verzadigde vetzuren in onverzadigde vetzuren)
Essentiële vetzuren kan de lever niet maken. Die moet je via je voeding binnen krijgen (H10).





Slide 23 - Tekstslide

Vetstofwisseling 
Vetten worden in het lichaam gebruikt als energiebron, bouwstof, bescherming. 
Overbodige vetten worden afgescheiden in de vorm van cholesterol of galzure zouten (gal) 





Slide 24 - Tekstslide

Vetstofwisseling 
De lever maakt ook cholesterol (grondstof voor celmembranen en hormonen)

Cholesterol is de basis voor de aanmaak van sommige hormonen (testosteron, oestrogeen, bijnierhormonen=steroïdhormonen)
Cholesterol zit in celmembranen voor flexibiliteit





Slide 25 - Tekstslide

Eiwitstofwisseling
De lever kan aminozuren omzetten in andere aminozuren -> transaminering




Slide 26 - Tekstslide

Eiwitstofwisseling
9 van de 20 aminozuren zijn níet door de lever te maken: essentiële aminozuren. Zie BINAS!
Overtollige aminozuren worden door de lever afgebroken (er is geen ‘voorraad’). 

De lever produceert verschillende plasma-eiwitten.

Slide 27 - Tekstslide

Galproductie
Levercellen leveren plm 0,5 l gal per dag.
Gal wordt opgeslagen in de galblaas en/ of afgescheiden in de 12-vingerige darm.
Gal bevat bilirubine en galzure zouten (emulgator voor vet).



Slide 28 - Tekstslide

Afbraak gifstoffen 
Levercellen breken lichaamsvreemde stoffen af (alcohol, nicotine, medicijnen etc.) -> detoxificatie




Slide 29 - Tekstslide

Opslag 
In de lever worden de volgende stoffen opgeslagen:

Glycogeen
IJzer (in de vorm van ferritine)
Sommige vitamines en mineralen



Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Overige functies 
Je lever bevat 0,5 tot 1,5 liter bloed -> extra bloeddepot

Bij alle chemische omzettingen ontstaat veel warmte.
De lever is ongeveer 40°C -> warmtebron voor je lichaam



Slide 32 - Tekstslide

ademhaling Binas 83
  • Regeling via hersenstam: CO2 = ademprikkel, receptoren in aorta en halsslagaders
  • Gaswisseling via diffusie
  • Wet van Fick beschrijft diffusie in gassen en vloeistoffen
  • Hemoglobine in RBC bindt O2, CO2, CO, H+
  • Toename CO2 en pH daling: O2 laat los van Hb=Bohr-effect
  • Bloed pH gebufferd door HCO3-

Slide 33 - Tekstslide

ademhalingsspieren
  • inademen: middenrifspieren, buitenste tussenribspieren, halsspieren
  • uitademen: buikwandspieren, binnenste tussenribspieren

Slide 34 - Tekstslide

Bouw longen

Slide 35 - Tekstslide

Bouw longen

Slide 36 - Tekstslide

Bouw longblaasjes/ alveoli
BINAS 83A

Slide 37 - Tekstslide

Gaswisseling - Wet van Fick
Wet van Fick: n=D*A*(Δc/Δx)

Hoe groter het diffusieoppervlak, de diffusiecoëfficiënt en het concentratieverschil hoe groter de diffusiesnelheid.
Hoe groter de diffusieafstand hoe kleiner de diffusiesnelheid.


                     


BINAS 83A

Slide 38 - Tekstslide

Ademhaling - volume
BINAS 83B

Slide 39 - Tekstslide

Ademhaling - volume
BINAS 83B

Slide 40 - Tekstslide

Ademhaling - volume
BINAS 83B

Slide 41 - Tekstslide

Ademhaling - volume
BINAS 83B

Slide 42 - Tekstslide

Ademhaling - volume
BINAS 83B

Slide 43 - Tekstslide

Ademhaling - volume
BINAS 83B

Slide 44 - Tekstslide

Ademhaling - volume
BINAS 83B

Slide 45 - Tekstslide