Taalverzorging

Taalverzorging
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taalverzorging

Slide 1 - Tekstslide

Zelfstandig werken
- Geen examen 

- Wel een eindtoets


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Welke fout zie je?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

Me/mij/mijn, je/jou/jouw, u/uw
ons/onze



Wanneer je een bezit aangeeft (en dat bezit direct erachter staat) gebruik je mijn, jouw, uw, onze. 

Ik ben mijn laptop vergeten
Je bent jouw laptop vergeten
Dat is uw keuze   

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Welke fout zie je?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Is/eens
Heeft de PostNL weer is een pakketje teruggestuurd?

Hij is niet zo slim
Ik ben weer 's naar de dokter geweest.

's is een afkorting van eens. 

Slide 10 - Tekstslide

Lees de volgende zin
Hun liepen samen door de winkel

Slide 11 - Tekstslide

Welke fout zie je?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Hun hebben morgen een toets --> Fout!

Zij hebben morgen een toets

Slide 14 - Tekstslide

Lees de volgende zin:
Het meisje die daar fietst

Slide 15 - Tekstslide

Welke fout zie je?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Lees de volgende zin:
De mensen waarmee ik op vakantie gaan zijn mijn vrienden

Slide 18 - Tekstslide

Welke fout zie je?

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Welke fout zie je?

Slide 22 - Open vraag

Als of dan
Gebruik 'als' bij vergelijkingen
Mijn scooter is net zo snel als die van jou.

Gebruik 'dan' bij een verschil
Seizoen 2 van die serie vind ik slechter dan seizoen 1
Ik denk dat ik beter in zingen ben dan jij

Slide 23 - Tekstslide

Hans loopt even hard als mij/ik
Hans loopt even hard als ik loop

Laura heeft een mooiere stem dan ik (heb)
Bij twijfel kun je de zin aanvullen met woorden die in het eerste deel van de zin al werden gebruikt. 

Slide 24 - Tekstslide

Gebruik 'dan' bij woorden: 'ander, andere, anders'
De dag liep anders dan ik had verwacht

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Welke fout zie je?

Slide 27 - Open vraag

Na of naar.........
Na de les ga ik een broodje kopen

Ik ga naar huis

Slide 28 - Tekstslide

Je gebruikt 'naar' in alle andere situaties.

Heb je het naar je zin hier?
Naar aanleiding van ons telefoongesprek, stuur ik u deze mail. 

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag
Maak in GPS de INSTAPTOETS TAALVERZORGING

Toets af?
Dan start je met een Magazine naar keuze

Slide 30 - Tekstslide