verzorgingsstaat 7: sociale ongelijkheid

sociale ongelijkheid
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

sociale ongelijkheid

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Sociale ongelijkheid
Er is sprake van wanneer verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden
tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken en een ongelijke waardering en behandeling. Ook rechten en plichten zijn niet gelijk verdeeld.

Slide 3 - Tekstslide

Sociale ongelijkheid
Ongelijke kansen tussen groepen in de samenleving

studie - werk - inkomen - status - macht 

Slide 4 - Tekstslide

Sociale ongelijkheid betekent:
A
Je kunt klimmen op de maatschappelijke ladder
B
Macht, kennis en geld zijn niet gelijk verdeeld over de samenleving.
C
Alle maatschappelijke posities van hoog naar laag
D
Je kunt bewegen, zoals dansen, waardoor je een betere positie hebt.

Slide 5 - Quizvraag

Hebben we in onze samenleving gelijke kansen?
A
Ja, erg mee eens
B
Ja, beetje mee eens
C
Nee, beetje mee oneens
D
Nee, mee oneens

Slide 6 - Quizvraag

Maatschappelijke positie

Slide 7 - Tekstslide

Welke factoren spelen een rol bij een maatschappelijke positie?
  1. Hoeveel geld je verdient.
  2. Hoeveel macht je hebt.
  3. De kennis die je nodig hebt.
  4. Talent
  5. Afkomst

Slide 8 - Tekstslide

Prinses Amalia heeft door haar ………… een hoge maatschappelijke positie.
Welk woord is weggelaten?
A
Macht
B
Kennis
C
Afkomst
D
Talent

Slide 9 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. De maatschappelijke positie is de plaats die je in de samenleving hebt.
2. Een docent dankt zijn maatschappelijke positie aan zijn afkomst.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Sociaal kapitaal
Verschillen ontstaat niet alleen door kapitaal (geld). Het ontstaat ook door:

Twee soorten kapitaal: sociaal en cultureel kapitaal. Cultureel kapitaal is wat je hebt en weet, sociaal kapitaal gaat over de hoeveelheid en kwaliteit van relaties die je hebt met anderen. Deze relaties kun je enerzijds zelf aangaan en onderhouden. 

Mensen met veel sociaal kapitaal zijn ‘gewild’ bij anderen. Anderen willen hen graag leren kennen omdat ze dan deel worden van hun netwerk en dus meer sociaal kapitaal krijgen. Mensen met weinig sociaal kapitaal zijn veel minder gewild, omdat je er minder baat bij hebt om hen te kennen.

Slide 12 - Tekstslide

Ongelijkheid en mobiliteit
  • Sociale ongelijkheid: macht, kennis en geld zijn niet eerlijk over de mensen verdeeld. 
  • Sociale mobiliteit: mogelijkheid te stijgen op de ladder. Opleiding en inzet belangrijker dan beroep ouders.

Slide 13 - Tekstslide

cultureel kapitaal
De beheersing van culturele vaardigheden.
Het gaat over vaardigheden eigen zijn aan hogere sociale posities. Het zijn de schoolse kennis, houdingen, opvattingen en smaak die kenmerkend zijn voor hoge sociale posities. 

Het is de 'know-how' van de gebruiken en normen & waarden van mensen die het gemaakt hebben. 

Slide 14 - Tekstslide

lowbrow/highbrow
Als het woord lowbrow wordt gebruikt, gaat het  om culturele activiteiten, kunstuitingen, taalgebruik, kleding, vakanties, eten, etc. die als laagdrempelig en toegankelijk worden gezien, 'voor het grote publiek'.   Als iets highbrow is, kunst bijvoorbeeld, wordt het beschouwd als hoogstaand en als 'voor de elite'. 

Slide 15 - Tekstslide

lowbrow

Slide 16 - Open vraag

highbrow

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide