In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
IN: 18 Browsers, bestanden en bytes
Slide 1 - Tekstslide
Wat zie je ?
A
Pagina's
B
Zoekmachines
C
Browsers
D
Bestanden
Slide 2 - Quizvraag
Een internetbrowser
Als je op het internet wilt, open je een browser.
Er zijn verschillende mogelijkheden zoals:
- Google Chrome
- Mozilla Firefox
- Microsoft Edge (vroeger 'Internet Explorer')
- Safari (Mac computers)
Slide 3 - Tekstslide
De adresbalk
In de volgende slide vind je een filmpje over de adresbalk.
Zorg dat je geluid aanstaat.
Slide 4 - Tekstslide
0
Slide 5 - Video
URL
Een url is een uniek internet adres en bestaat uit 3 delen.
WWW.SMARTSCHOOL.BE
www = word wide web (wereldwijde web)
smartschool = eigennaam
.be = landcode of exstentie (doel)
Slide 6 - Tekstslide
Welke URL is juist?
A
zalando.be
B
www.zalando.be
C
www.zalando
D
zalando
Slide 7 - Quizvraag
Hyperlink maken
In een tekst kun je van een woord een hyperlink maken: als je op het woord klikt, ga je automatisch naar een website.
Je kunt een woord selecteren, op Ctrl + K drukken en dan de website intoetsen. Je kan het ook doen door op het kettingsymbool te klikken in bijvoorbeeld Peppels.
Slide 8 - Tekstslide
Navigatieknoppen
De navigatieknoppen vind je bovenaan, links van de adresbalk. Deze kun je gebruiken om je door de pagina's te sturen.
Op de volgende slide zie je de voorbeelden:
Slide 9 - Tekstslide
Navigatieknoppen
Vorige/volgende pagina
pagina opnieuw laden (vernieuwen)
Naar de startpagina
Een pagina vernieuwen: kan je gebruiken als je pagina niet wilt laden. Of als er wijzigingen zijn om deze opnieuw te laden.
Naar de startpagina: als je het internet opent via een browser kom je uit op een bepaalde pagina. Dit is jouw startpagina. Deze kun je aanpassen.
Slide 10 - Tekstslide
Navigatieknoppen
Vernieuwen = dezelfde pagina opnieuw laden.
Startpagina (icoon is niet bij iedereen te zien) deze pagina is de eerste pagina die je ziet als je een internetbrowser opent.
Slide 11 - Tekstslide
favorieten
Vaak aangeduid met een sterretje.
Kijk volgend filmpje om te weten te komen hoe je een pagina/website tot jouw favorieten maakt.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Welk deel is aangeduid?
A
Zoekbalk
B
Favorieten
C
Navigatieknoppen
D
Adresbalk
Slide 14 - Quizvraag
Welk deel is aangeduid?
A
Zoekbalk
B
Favorieten
C
Navigatieknoppen
D
Adresbalk
Slide 15 - Quizvraag
Welk deel is aangeduid?
A
Zoekbalk
B
Navigatieknoppen
C
Favorieten
D
Adresbalk
Slide 16 - Quizvraag
Nu is het aan jou
Maak, als je dat nog niet hebt gedaan in een eerdere les, zelf een favoriete pagina aan. Dit kan een nuttige schoolsite zijn (RML website, Magister, Peppels, Quizlet) of een leuke website die je vaak gebruikt.
Slide 17 - Tekstslide
Zoekgeschiedenis
Je internetbrowser onthoudt welke websites je allemaal hebt bezocht.
Deze kan je terug vinden bij instellingen geschiedenis.
Of
De toetsen ctrl + H indrukken.
Nu zie je per dag per, uur welke website je hebt bezocht. Soms is dit gemakkelijk als je een goede/leuke website hebt gevonden maar niet meer weet hoe deze heet.
! DUS LET OP: alles wat je doet op het internet wordt bewaard !
Slide 18 - Tekstslide
Probeer het nu zelf
OF
ctrl + H
Slide 19 - Tekstslide
Is het gelukt?
A
Ja
B
Nee
Slide 20 - Quizvraag
Besturingssystemen & toepassingsprogramma's
Dit zijn 2 voorbeelden van software:
Besturingssystemen = Het hoofdprogramma dat zorgt dat een computer of laptop werkt. Bijvoorbeeld: Windows 10
Toepassingsprogramma's = Dit zijn programma's waarmee ik taken kan uitvoeren. Bijvoorbeeld: Word (tekstverwerking)
Software zijn items op je computer die je niet kan vastpakken, zoals programma's
Hardware zijn items die je kan vastpakken zoals het toetsenbord of de muis.
Slide 21 - Tekstslide
OPDRACHT:
In de volgende slide moet je de logo's naar het juiste vak slepen.
Is het logo een toepassingsprogramma of een besturingssysteem.
Slide 22 - Tekstslide
Windows 7
Excel (rekenblad)
MacOS
Spotify
Linux
Virusscanner
Google Chrome
Toepassingprogramma's
Besturingsystemen
Slide 23 - Sleepvraag
Besturingssystemen
Windows 10 = laaste versie van het besturingsysteem voor windows computers
MacOS = besturingsysteem voor Apple
Linux = gratis besturingssysteem
Toepassingsprogramma's
Excel = rekenblad, waarin je formules kan gebruiken.
AVG = virusscanner om je pc te beveiligen.
Spotify = programma om muziek te beluisteren en afspeellijsten te maken. (gratis & betalend)
Google Chrome = een internetbrowser.
Slide 24 - Tekstslide
Dataformaten
Dataformaten ofwel bestandsextensie is het formaat waarin je bestand opslaat.
Bijvoorbeeld: een foto wordt opgeslagen als .jpg
en een document als .docx
Je vindt de bestandsextensie achter de '.'
Slide 25 - Tekstslide
Welk dataformaat heeft het Word-document?
A
.jpg
B
.xlsx
C
.pptx
D
.docx
Slide 26 - Quizvraag
Welk dataformaat heeft de Powerpoint-presentatie
A
.jpg
B
.xlsx
C
.pptx
D
.docx
Slide 27 - Quizvraag
Welk dataformaat heeft de afbeelding?
A
.jpg
B
.xlsx
C
.pptx
D
.docx
Slide 28 - Quizvraag
Welk dataformaat heeft het Excel-bestand?
A
.jpg
B
.xlsx
C
.pptx
D
.docx
Slide 29 - Quizvraag
Welk dataformaat heeft een muziekbestand?
A
.mp1
B
.mp2
C
.mp3
D
.mp4
Slide 30 - Quizvraag
Welk dataformaat heeft een videobestand?
A
.mp1
B
.mp2
C
.mp3
D
.mp4
Slide 31 - Quizvraag
Andere dataformaten
Bestand
Afbeelding
Extensie
portable document format (PDF)
.pdf
muziekbestand
.mp3
videobestand
.mp4
Slide 32 - Tekstslide
Peppels opdracht
zie peppels opdracht les 18.
Slide 33 - Tekstslide
Zoeken naar bestanden
Als je een bestand hebt opgeslagen en je weet niet meer waar, kun je deze zoeken op je computer (daarom is het zo belangrijk je bestanden een herkenbare naam te geven!).
Meestal zie je in de balk onderaan je scherm, of in het venster van de verkenner (met alle bestanden) een vergrootglas waar je je zoekterm (de naam van het bestand of programma) kunt invullen.
Slide 34 - Tekstslide
Gebruik het zoekicoontje (vergrootglas, naast het Windows logo linksonder) van je computer om het Word document te zoeken dat je bij les 15 hebt gemaakt. Als je je OneDrive hebt gekoppeld aan je computer (via verkenner!) zoekt hij daar automatisch ook. Is je OneDrive nog niet gekoppeld, gebruik dan de zoekbalk bovenin de OneDrive. Plaats hier een foto van je zoekresultaat.
Slide 35 - Open vraag
Eenheden
Een bestand heeft niet enkel een dataformaat maar ook een eenheid. Deze toont aan hoe groot een bestand is.
Bijvoorbeeld: mijn Word-bestand is 75kB
kB = kilobyte
Slide 36 - Tekstslide
Hoeveel kB was je Word bestand van les 15? (rechtermuisklik en dan 'Eigenschappen')
Slide 37 - Open vraag
Geheugen
Om een bestand op te slaan moeten we daarvoor ruimte hebben in het geheugen.
Een computergeheugen onthoud alles met bits en bytes.
Slide 38 - Tekstslide
Bit & Byte
Computertaal bestaat uit de cijfers '0' en '1', dit noemen we dan 1 bit.
DUS bit = 1 of 0 (niet beide, het kan slechts 1 teken zijn)
Een byte bestaat uit 8 tekens: een combinatie van 0 en 1.
bijvoobeeld de letter a in computertaal = 01100001
Slide 39 - Tekstslide
Opdracht
Schrijf in de volgende slide het woord "bal" zoals je computergeheugen het zou doen.
Slide 40 - Tekstslide
Schrijf het woord "BAL" zoals je geheugen het zou doen.
Type het woord
bal
Help!
Het woord bal bestaat uit 3 bytes. (1 byte bestaat uit 8 bits)
Slide 41 - Open vraag
Eenhedentabel
In de tabel zie je de verschillende eenheden op volgorde.
Met enkele voorbeelden.
Slide 42 - Tekstslide
Eenheden
De eenheden kan je vaak aflezen.
Bijvoorbeeld op een USB-stick staat 128 GB. Dit is de totale opslag capaciteit. Er kan maximum 128 GB opgeslagen worden.
Slide 43 - Tekstslide
Hoe groot is de opslagcapaciteit van je computer? (bij verkenner op 'Deze pc' klikken')
Slide 44 - Open vraag
Klaar?
Zijn al je LessonUps van periode 3 (111-117) af?
Heb je de opdrachten bij les 13 (email etiquette), les 15 (Word-bestand) en les 16 (powerpoint) afgemaakt en ingeleverd?
En heb je ook alles in peppels afgevinkt?
Dit is de laatste les periode 3. Hierna is periode 4 met keuzes in de lessen. Zorg dat je bij bent, voor je cijfer(s) ook.